Toespraak bij diner van de leden van de Raad van State bij de Koning


Korte toespraak van vice-president Thom de Graaf bij het diner dat het Koninklijk Paar en de Prinses van Oranje hebben aangeboden aan de staatsraden op 18 september 2024.

Voorzitter, Majesteit, Koninklijke Hoogheid,

Dank voor uw buitengewoon aardige woorden.
En natuurlijk voor uw uitnodiging om vanavond hier op Paleis Noordeinde te dineren in ‘eigen kring’.

Want dat is het natuurlijk, onze eigen kring: de Voorzitter van de Raad is er, Koningin Máxima aan wie in 2004 bij koninklijk besluit zitting is verleend in de Raad, de Prinses van Oranje die als vermoedelijke opvolger sinds 7 december 2021 van rechtswege zitting heeft, de leden van de Raad en de staatsraden, onder wie ook staatsraden in buitengewone dienst, en de secretaris. Kortom: wij zijn helemaal onder ons, en daar reken ik natuurlijk ook de leden van de hofhouding en onze partners toe, al was het maar omdat zij delen in de vreugden maar ook de lasten van ons Hoge College van Staat, in ieder geval de werklasten.

Twee jaar geleden waren wij ook uw gast.
Als je jong bent zijn twee jaren heel wat, het verschil tussen bijvoorbeeld 18 of 20 jaar, dat is dan al snel een halve wereld, Koninklijke Hoogheid, u kunt er over meepraten; wat is er niet allemaal gebeurd in uw leven in die twee jaar. Wij zijn blij dat u nu weer in Amsterdam studeert en min of meer regulier aan het studentenleven kunt deelnemen.

Als je wat ouder bent, ik spreek natuurlijk alleen over mijzelf, dan is twee jaar geleden net gisteren. Toch is er wel het een en ander veranderd.

In de Raad heeft natuurlijk vernieuwing en verjonging plaatsgevonden. Interne kennis- en informatiesystemen zijn up to date gebracht. Wij werven actief veel jonge mensen met een heus banenmarktteam, dat overigens ook graag eens langskomt in Amsterdam. En staatsraden van onder de vijftig jaar zijn gelukkig geen uitzondering meer, hoewel onze laatste aanwinst, uw gewezen commissaris in Zeeland, daar wel ietsje boven zit. Maar hij ziet er jonger uit en is jong van geest.

Inmiddels is ook een nieuwe voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak aangetreden, de eerste vrouw in die functie, Rosa Uylenburg. En het laatste dubbelmandaat, een staatsraad die actief is in beide Afdelingen, is inmiddels verleden tijd; ik bedoel die dubbele benoeming, niet de betreffende staatsraad; die zit hier gelukkig gezond en wel aan tafel, maar spreekt sinds vorige maand alleen nog maar recht.

Inhoudelijk heeft de bezinning op de taken van de beide Afdelingen van de Raad verdere verdieping gekregen. In de Afdeling bestuursrechtspraak is het reflectierapport van twee jaar geleden gevolgd door een grondig gesprek en de uitvoering van veel aanbevelingen. Er wordt bovendien alles aan gedaan om de oplopende aantallen binnenkomende zaken het hoofd te bieden. De Afdeling advisering heeft in dezelfde tijd een nieuw beoordelingskader ontworpen met meer en gerichte nadruk op constitutionele verenigbaarheid van regelgeving, de uitvoering van wetgeving en het vermogen van burgers om te kunnen doen wat de wet van hen verlangt.

De kwaliteit van onze uitspaken en van onze adviezen is onverminderd hoog. Ik zou menen dat wij daar alle tijd, aandacht en energie in moeten blijven steken in plaats van in discussies over scheiding, splitsing of reorganisatie. Maar ja, rechters en adviseurs gaan alleen over hun eigen uitspraken en adviezen (u herkent dat), niet over de politieke besluitvorming, al vinden wij daar wel wat van. U hoort wellicht een zekere ondertoon in mijn stem…

Voorzitter,

De wereld verandert misschien, ook waar het betreft de constitutionele en bestuurlijke inrichting, maar toch heb ik goede hoop dat u, als u de traditie voortzet, over twee jaar nog steeds onze voltallige Raad kunt uitnodigen en niet slechts een gedeelte daarvan.

Mag ik u allen vragen te gaan staan en met mij uw glas te heffen op een mooie toekomst voor de Raad van State, maar bovenal op onze Voorzitter, Koningin Máxima en de Prinses van Oranje!