Boekpresentatie ‘De rechter grijpt de macht. En andere misverstanden over de democratische rechtsstaat’


Korte toespraak van Thom de Graaf bij het in ontvangst nemen van het boek ‘De rechter grijpt de macht. En andere misverstanden over de democratische rechtsstaat’ van Geert Corstens en Reindert Kuiper, in het gebouw van ProDemos in Den Haag op 3 december 2020.

Graag wil ik Geert Corstens en Reindert Kuiper dankzeggen voor dit mooie boek met een provocatieve titel die uitdaagt tot lezen en denken.

In het voorwoord wijzen de auteurs op de kop die enige tijd geleden in de Daily Mail werd afgedrukt boven een foto van drie rechters uit de Britse High Court. Deze rechters hadden de Prime minister weerstaan in hun oordeel dat Brexit nog een parlementaire goedkeuringsprocedure vereiste. De kop luidde: ‘Enemies of the people’. Nu is het natuurlijk de vraag of de Daily Mail zich leent voor een beschouwing over de rol van de media binnen de rechtsstaat. Dat daargelaten valt die kop op omdat er eigenlijk twee beschuldigingen tegelijkertijd worden geuit: de rechter negeert het volk door het parlement het recht op een laatste oordeel te geven. En ook: het parlement vertegenwoordigt niet de opvattingen van het volk.

Deze twee verwijten lijken belangrijke pijlers te zijn van de populistische kritiek op de democratische rechtsstaat. In Nederland horen en zien wij die kritiek ook, daarvoor hoeven wij niet naar het Verenigd Koninkrijk of naar de overzijde van de Atlantische Oceaan te kijken. Het klimaatbeleid is daar een goed voorbeeld van. Voor populistische groeperingen is de klimaatwetgeving ideologisch hobbyisme zonder draagvlak onder de bevolking. Rechterlijke uitspraken die tot naleving door de overheid van Europeesrechtelijke bepalingen verplichten of tot aanscherping van milieumaatregelen na toetsing aan het EVRM, worden daarenboven beschouwd als regelrechte aanslagen op het primaat van de nationale democratie. Zo noemde Geert Wilders de Hoge Raad na het Urgenda-arrest een “CO2-Raad vol met D66-ers”. Hij bedoelde dat laatste niet als compliment. Maar niet alleen vertegenwoordigers van in het politieke landschap meer extreem gesitueerde bewegingen veroordelen deze rechterlijke uitspraken. Een Kamerlid van een regeringspartij sprak na de stikstofuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van ‘juridische haarkloverij’. De Tweede Kamer stelde zelfs op voorspraak van een andere regeringspartij een werkgroep in binnen de commissie van Justitie en Veiligheid die een rondetafelgesprek organiseerde over de vraag of Nederland een dikastocratie in wording is.

Achter dit alles gaat denkelijk een premisse schuil dat de rechter zijn eigen plek niet meer kent en op de stoel van de politiek is gaan zitten. Ik zie daar niet een begin van bewijsvoering voor. Om met de opvolger van Geert Corstens als president van de Hoge Raad, Maarten Feteris, te spreken: soms is het de rechter geboden om een nadere invulling te geven, als het ware in coproductie met de wetgever. Hij kan ook niet anders, want hij moet recht spreken; dat is iets anders dan landjepik.

Maar daarnaast lijkt er ook regelmatig sprake van een zeer beperkte of misschien in een enkel geval weloverwogen onjuiste interpretatie van het democratiebegrip. De rule of majority is niet absoluut en zal zich moeten verhouden tot de rule of law. Democratie en rechtsstaat horen immers bij elkaar. Je zou kunnen zeggen dat de democratische besluitvorming juist een sterk onderdeel van de rechtsstaat is. Plichten en normen en straffen worden zo mede afhankelijk van de medewerking van de volksvertegenwoordiging. Democratie is echter meer dan alleen het meerderheidsoordeel. In een parlementaire democratie vragen wij immers ook om transparantie, integriteit van besluitvormingsprocessen, politieke verantwoording en publieke controle. En de bereidheid om minderheden te respecteren en zelf minderheid te willen zijn, alsmede de bereidheid om compromissen te sluiten met andersdenkenden.

Dit alles lijkt soms wel uit het oog te zijn verloren. Net zoals het inzicht dat internationale mensenrechtenverdragen of Europese richtlijnen en verordeningen met ons eigen medeweten én medewerking tot stand zijn gekomen. Interessant is dat meerdere politieke partijen nu in hun verkiezingsprogramma’s pleiten voor opheffing van het verbod van artikel 120 Grondwet, waardoor constitutionele toetsing mogelijk wordt. Het boek behandelt dit onderwerp uitvoerig. De normen in de nationale Grondwet kunnen zo weer een grotere rol gaan spelen in de toetsing achteraf. De toetsing vooraf vindt gelukkig onder meer plaats door de Afdeling advisering van de Raad van State. Bedacht moet daarbij wel worden dat als rechterlijke toetsing van wetgeving aan de Grondwet mogelijk wordt gemaakt, het debat over de rechter die de macht grijpt daarmee niet zal verstommen. Toetsing aan het EVRM, het Europees handvest en andere internationale verdragen blijft bovendien gewoon mogelijk.

Democratie en rechtsstaat vereisen een basisvertrouwen van burgers. Kennis en begrip van de instituties en de onderlinge verhoudingen zijn hiervoor relevant; het is wel eens ‘constitutionele geletterdheid’ genoemd. Maar evenzeer belangrijk is dat er vanuit de instituties permanent wordt gewerkt aan dat vertrouwen. Niet alleen om dat te winnen, maar vooral ook om dat niet te beschamen. Vaak gebeurt dat wel bij de uitvoering van wetgeving. De wijze waarop is omgesprongen met de terugvordering van toeslagen in de kinderopvang is misschien het meest aansprekende, maar zeker niet het enige voorbeeld. Wie vertrouwen vraagt in de democratische rechtsstaat, zal zelf vertrouwen moeten schenken en organiseren in plaats van wantrouwen als maat voor overheidsbeleid te nemen. En onderdeel van dat vertrouwen vormt ook het vertrouwen in de rechter en diens onafhankelijke bekwaamheid.

Nogmaals dank voor dit boek. De rechter grijpt niet de macht maar wel de pen, en dat is soms erg nodig.