Uitspraak Hof van Justitie over Europese emissierichtlijn

Gepubliceerd op 9 juni 2016

Vandaag (9 juni 2016) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg prejudiciële vragen beantwoord over de Europese emissierichtlijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelde de vragen in april 2015.

Achtergrond

Het gaat in deze zaak om de weigering door de Nederlandse Emissieautoriteit om toestemming te geven voor een monitoringsplan voor de kolencentrale Borssele van de Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ). EPZ valt onder het Europese emissiehandelssysteem en moet emissierechten kopen om broeikasgassen uit te kunnen stoten. In het monitoringsplan voor 2012-2020 heeft EPZ de emissieautoriteit gevraagd om de hoeveelheid kolen, op basis waarvan de emissierechten worden bepaald, te corrigeren vanwege de 'broei' van opgeslagen kolen. Volgens EPZ hoeven alleen emissierechten gekocht te worden voor kolenverbranding en niet voor de broei van opgeslagen kolen buiten de verbrandingsoven. De emissieautoriteit bestrijdt dat. Volgens haar komt bij de opslag van kolen koolstofdioxide vrij, waarvoor ook emissierechten gekocht moeten worden.

Prejudiciële vragen

De Afdeling bestuursrechtspraak zag zich in deze zaak voor de vraag gesteld hoe bepaalde begrippen in de Europese emissierichtlijn moeten worden uitgelegd.
De Afdeling bestuursrechtspraak wilde allereerst van het Hof weten of het kolenpark van EPZ, dat op 800 meter afstand van de centrale ligt en waarvandaan de kolen via een transportband naar de verbrandingsoven worden gebracht, onder het begrip 'installatie' valt van de Europese emissierichtlijn. Als dat zo is, dan wilde de Afdeling bestuursrechtspraak weten of een correctie mag worden toegepast vanwege de broei van kolen tijdens de opslag, of dat dit toch moet worden gezien als 'brandstof die de installatie verlaat' waarvoor emissierechten gekocht moeten worden.

Voortzetting behandeling

Met het antwoord van het Hof van Justitie is nog geen einde gekomen aan de procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij heeft in april 2015 de behandeling van de zaak geschorst in afwachting van de antwoorden van het Hof in Luxemburg.
Nu het Hof van Justitie de prejudiciële vragen heeft beantwoord, zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van de zaak voortzetten en daarna een definitieve uitspraak doen.

Lees hier het arrest van het Europese Hof van Justitie van 9 juni 2016.

Lees hier de verwijzingsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 1 april 2015 met zaaknummer 201404521/1.