Minister moet weigering tapstatistieken AIVD beter motiveren

Gepubliceerd op 13 januari 2016

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties moet beter motiveren waarom hij weigert tapstatistieken over de Algemene inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) te verstrekken. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (13 januari 2016). Een journalist had op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten gevraagd om hem statistieken te verstrekken over het aantal keren dat de minister in de jaren 2002-2008 en 2010-2012 de AIVD toestemming heeft gegeven om te tappen. Tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Staatsgeheime informatie

De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat de minister beter moet motiveren waarom hij, in afwijking van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD), tapstatistieken als staatsgeheime informatie aanmerkt. Hij had niet mogen volstaan met de opmerking dat "het oordeel van de CTIVD zijn eigen standpunt niet anders maakt", aldus de hoogste algemene bestuursrechter.

Tapstatistieken

Volgens de minister zou verstrekking van tapstatistieken de nationale veiligheid kunnen schaden. Tapstatistieken geven inzicht in de aard en omvang van de werkwijze van de AIVD, zeker als in de toekomst ook statistische gegevens over de toepassing van andere bevoegdheden zouden moeten worden verstrekt, aldus de minister. De journalist heeft in dit geval echter alleen om tapstatistieken gevraagd. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak had de minister beter moeten motiveren waarom tapstatistieken, al dan niet in combinatie met al eerder openbaar gemaakte informatie, inzicht zouden geven in de aard en omvang van de werkwijze van de AIVD.

Lees hier de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 201409649/1.