Uitspraak Hof van Justitie over uitleg van Europese Dienstenrichtlijn

Gepubliceerd op 1 oktober 2015

Vandaag (1 oktober 2015) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg zogenoemde prejudiciële vragen beantwoord. ​In juli 2014 stelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State enkele vragen aan het Europese Hof over de uitleg van de Europese Dienstenrichtlijn. Die vragen waren aan de orde gekomen in twee verschillende bestuursrechtelijke geschillen waarover de Afdeling bestuursrechtspraak als hoogste algemene bestuursrechter uitspraak moet doen.

Zaken

In de ene zaak heeft de burgemeester van Amsterdam exploitatievergunningen geweigerd voor twee raamprostitutiebedrijven, omdat de exploitant ook kamers verhuurt aan prostituees met wie hij niet in een voor hem begrijpelijke taal kan communiceren. In de andere zaak gaat het om een weigering door het Amsterdamse college van burgemeester en wethouders om een exploitatievergunning te verlenen voor het per boot vervoeren van passagiers door de Amsterdamse grachten. Volgens het gemeentebestuur is het aantal vergunningen beperkt en is de aanvraag gedaan buiten de 'uitgifteronde'.

Algemene prejudiciële vragen

De Afdeling bestuursrechtspraak moet oordelen of de Europese Dienstenrichtlijn in deze gevallen van toepassing is. Daarom wilde zij van het Hof van Justitie weten of 'dienstverrichters' een beroep kunnen doen op de richtlijn als zij zich, zoals in deze zaken, alleen in Nederland hebben gevestigd en hun diensten ook niet in andere lidstaten aanbieden. Daarbij heeft de Afdeling bestuursrechtspraak het Hof erop gewezen dat in deze zaken wel een "band met het Europese recht kan liggen", onder andere omdat in het geval van het raamprostitutiebedrijf kamers worden verhuurd aan prostituees uit Bulgarije en Hongarije. In de zaak van het bootvervoer zouden de passagiers van de boot uit een andere lidstaat kunnen komen.

Specifieke prejudiciële vragen

Taaleis
In de zaak over het raamprostitutiebedrijf wilde de Afdeling bestuursrechtspraak verder weten of de Europese Dienstenrichtlijn zich verzet tegen een taaleis. De exploitant mag dan alleen kamers verhuren aan prostituees die zich in een voor hem begrijpelijke taal verstaanbaar kunnen maken. Volgens de burgemeester draagt de taaleis bij aan de zorgplicht die de exploitant heeft om te waken voor gedwongen prostitutie en mensenhandel. Naar het oordeel van het Hof van Justitie strookt deze taaleis met het EU-recht. Het Hof merkt op dat de taaleis ertoe strekt het toezicht te verhogen op de criminele activiteiten die gepaard gaan met prostitutie. Bovendien wordt alleen (een beperkte) kennis van een gemeenschappelijke taal voorgeschreven, niet noodzakelijkerwijze van het Nederlands.

Volumebeleid
In de zaak over het bootvervoer had de Afdeling bestuursrechtspraak nog een vraag over het zogenoemde volumebeleid van de gemeente Amsterdam. Op grond van dit beleid is een beperkt aantal exploitatievergunningen beschikbaar voor passagiersvervoer over water om de drukte op het water te reguleren. Deze vergunningen worden voor onbeperkte tijd verleend. De Afdeling bestuursrechtspraak wilde van het Hof van Justitie weten of de geldigheidsduur van die vergunningen moet worden beperkt om "vrije toegang tot de dienstenmarkt te bewerkstelligen". Het Hof stelt allereerst vast dat moet worden uitgemaakt of de activiteit waarvoor een vergunning is aangevraagd, moet worden aangemerkt als vervoer of stadsvervoer (wat is uitgesloten van het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn 2006/123), dan wel of de vergunning ook wordt gevraagd voor andere diensten, bijvoorbeeld op het gebied van toerisme. Het is aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om vast te stellen wat het hoofdbestanddeel van de desbetreffende dienst is, aldus het Hof van Justitie. Volgens het Hof lijken de gegevens in deze zaak erop te wijzen dat het veeleer gaat om "een feestelijke bijeenkomst", en niet om vervoer van de ene naar de andere plaats. Wat het vergunningenstelsel zelf betreft, wijst het Hof erop dat het aantal verleende vergunningen wordt beperkt met het oog op de bescherming van het milieu en de openbare veiligheid. Daarom mogen de vergunningen niet voor onbepaalde tijd worden verleend.

Voortzetting behandeling

Met de antwoorden van het Hof van Justitie in Luxemburg is nog geen einde gekomen aan deze procedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij heeft destijds de behandeling van de zaken geschorst in afwachting van de antwoorden van het Hof. Nu het Hof van Justitie de prejudiciële vragen heeft beantwoord, zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van de zaken voortzetten en binnen afzienbare tijd definitieve uitspraak doen in beide zaken.

Lees hier de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 1 oktober 2015.

Lees de volledige tekst van de verwijzingsuitspraken van 9 juli 2014 met zaaknummer 201208190/1 (raamprostitutiebedrijf) en zaaknummer 201300761/1 (bootvervoer).