Minister moet zich opnieuw buigen over het uitoefenen van de zwanendrift
Zwanendrift is een traditionele vorm van dierhouderij en is een recht dat nog uit de middeleeuwen stamt. De eigenaar laat knobbelzwanen in het veld los en haalt ze in het najaar weer, met hun nakomelingen, binnen. Dit levert de eigenaar dons, vlees en levende dieren op voor de handel. De man beschikt al op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren over een ontheffing voor de zwanendrift. De minister heeft de man in juni 2008 echter ook een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet verleend. Die ontheffing is nodig omdat een zwanendrifter voor het onderscheiden van zijn eigen gefokte zwanen van de in het wild levende zwanen, sommige in het wild levende zwanen moet storen. Dit is in strijd met de Flora- en Faunawet omdat daarin is bepaald dat het verboden is om beschermde diersoorten te storen. De Faunabescherming was van mening dat de ontheffing enkel was verleend met het oog op de economische belangen van de man, en niet ter bescherming van de flora en fauna zoals in de wet staat. Daarom kwam de natuurorganisatie tegen de ontheffing in hoger beroep bij de Raad van State.
De Raad van State is van oordeel dat 'niet valt in te zien dat de ontheffing ter bescherming van de wilde zwanen is', omdat de man zonder ontheffing van de Flora- en faunawet zou worden belemmerd in zijn werkzaamheden als zwanendrifter.
Het gevolg van de uitspraak is dat de minister een nieuw besluit op de bezwaren van de Faunabescherming moet nemen. De uitspraak heeft geen gevolgen voor de zwanendrift zelf, maar alleen voor de wijze waarop de man zijn werk als zwanendrifter kan doen.
Lees hier de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 200909335/1.