Eerste conclusie van Staatsraad Advocaat-Generaal in bestuursrechtelijk geschil

Gepubliceerd op 23 oktober 2013

​Staatsraad Advocaat-Generaal Widdershoven heeft op 23 oktober 2013 voor de eerste keer een conclusie uitgebracht in een bestuursrechtelijk geschil. In mei van dit jaar heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in een concrete zaak advies te vragen aan een bestuursrechtelijke 'advocaat-generaal'. Deze mogelijkheid wordt de hoogste bestuursrechters sinds 1 januari 2013 geboden in het kader van de bevordering van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid.

Met het nemen van een conclusie door de Staatsraad Advocaat-Generaal wordt meer dan met de rechterlijke uitspraak zelf gelegenheid geboden om een rechtsvraag te plaatsen in een breder verband. De conclusie kan een bijdrage leveren aan de kwaliteit en de inzichtelijkheid van de rechtsontwikkeling door de rechter. Het gaat in de eerste plaats om zaken waarin de rechtsvraag 'college-overstijgend' is en die rechtsvraag in de rechtspraak niet eerder of niet eenduidig is beantwoord.

Uiteenlopende jurisprudentie

Staatsraad Advocaat-Generaal Widdershoven is verzocht in zijn eerste conclusie in te gaan op de uiteenlopende jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Hoge Raad met betrekking tot de redelijke termijn van artikel 6 van het EVRM. Hem is gevraagd welke behandelingsduren de rechtscolleges voor de verschillende fasen van de procedures en voor de procedures als geheel, nog als redelijk kunnen aanmerken in het licht van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Voor de rechtscolleges is belangrijk dat zij voor de rechtspraktijk een goed en eenvoudig systeem kunnen hanteren.

Uniforme redelijke termijn van vier jaar

De Staatsraad Advocaat-Generaal adviseert de hoogste bestuursrechters voor de behandelingsduur van zaken bestaande uit een bezwaarprocedure en twee rechterlijke instanties, een uniforme redelijke termijn van vier jaar te hanteren. Wat betreft de te onderscheiden fasen zijn twee opties gepresenteerd; optie A, waarin voor het bezwaar 6 maanden staat, voor het beroep in eerste aanleg 18 maanden en voor het hoger beroep 24 maanden; en optie B, waarin voor het bezwaar 8 maanden staat, voor het beroep in eerste aanleg 20 maanden en voor het hoger beroep ook 20 maanden. De voorkeur van de Staatsraad Advocaat-Generaal gaat daarbij uit naar de eerste optie. 'Als de grote kamer ook voor deze optie kiest, zou voor de behandeling van zaken die bestaan uit bezwaar en beroep in enige aanleg een redelijke termijn van 2 jaar en 6 maanden moeten worden gehanteerd, 6 maanden voor bezwaar en 24 maanden voor het beroep', aldus Staatsraad Advocaat-Generaal Widdershoven in zijn conclusie.

Duur van een prejudiciële procedure buiten beschouwing

Bij het beoordelen van een schending van de redelijke termijn in de nationale procedure adviseert de Staatsraad Advocaat-Generaal de duur van een zogenoemde prejudiciële procedure bij het Hof van Justitie in Luxemburg buiten beschouwing te laten. Dit geldt zowel in de zaak waarin de prejudiciële vragen aan het Hof zijn gesteld als in zaken die zijn aangehouden omdat in een andere zaak prejudiciële vragen zijn gesteld. In het laatste geval moet de aanhouding dan wel 'redelijk' zijn, wat betekent dat die vragen, gelet op de omvang van geding (rechtsstrijd) in de aangehouden zaak, relevant zijn voor de beoordeling van die zaak. In dat laatste geval vangt de termijn die buiten beschouwing kan worden gelaten aan op het moment waarop partijen, nadat de prejudiciële vraag is gesteld, door het aanhoudende college bij brief in kennis zijn gesteld van (de redenen voor de) aanhouding van hun zaak en eindigt die termijn op de dag van het arrest van het Hof van Justitie, aldus Staatsraad Advocaat-Generaal Widdershoven.

Grote kamer van vijf leden

De concrete zaak in welk kader de conclusie is genomen, is op 12 september jl. in een rechtszitting behandeld door een zogenoemde grote kamer met vijf leden. Ook deze mogelijkheid bestaat pas sinds 1 januari van dit jaar. De grote kamer bestond uit de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, de presidenten van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven en een lid van de Hoge Raad die tevens staatsraad in buitengewone dienst zijn en een staatsraad van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Nu de Staatsraad Advocaat-Generaal zijn conclusie heeft genomen, zal de grote kamer binnen enkele maanden uitspraak doen in deze zaak. De conclusie geeft voorlichting aan de Afdeling bestuursrechtspraak, maar bindt haar niet.

Lees hier de volledige tekst van de conclusie van Staatsraad Advocaat-Generaal Widdershoven in de zaak 201302106/2.

English version of press release - State Councillor Advocate General delivers first advisory opinion in administrative law dispute (pdf, 208 kB)

English version of the advisory opinion of the State Councillor Advocate-General (pdf, 659 kB)