Raad van State vernietigt provinciaal plan voor OostvaardersWold

Gepubliceerd op 7 maart 2012

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het provinciale inpassingsplan vernietigd dat de aanleg van het OostvaardersWold mogelijk maakt. Dit blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (7 maart 2012). Tegen het plan van de provincie Flevoland waren veertien agrarische bedrijven en particulieren en de Land- en Tuinbouworganisatie in beroep gekomen. Tegen de uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Met de aanleg van het OostvaardersWold worden twee grote natuurgebieden met elkaar verbonden, het Natura 2000-gebied de Oostvaardersplassen en het Horsterwold bij Zeewolde.

De Raad van State is van oordeel dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende is onderbouwd. Het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie zou in eerste instantie een bedrag van € 240 miljoen bijdragen aan de totale kosten van het project. In een brief van 20 oktober 2010 heeft staatssecretaris Bleker de provincie Flevoland echter laten weten dat in het kader van de bezuinigingen, uitgaven die na de datum van de brief worden gedaan, niet meer door het Rijk worden gefinancierd. Afgaande op de € 108 miljoen die de provincie op dat moment al had uitgegeven voor de aanleg van OostvaardersWold, betekent dit dat een bedrag van € 132 miljoen niet is gedekt. Naar het oordeel van de Raad van State heeft de provincie 'niet aannemelijk gemaakt dat dit bedrag uit de eigen middelen kan worden betaald of dat andere (markt)partijen de realisering van het plan in zoverre op zich willen nemen'. Het bedrag maakt bovendien een 'aanmerkelijk deel uit van de totale begrote uitgaven van ongeveer € 400 miljoen'.

Het inpassingsplan maakt het mogelijk ongeveer 1.800 hectare landbouwgebied om te vormen tot natuur. Hiermee wil de provincie Flevoland een 15.000 hectare groot aaneengesloten natuurgebied van internationale betekenis tot stand brengen.

Lees hier de uitspraak met zaaknummer 201102543/1.