RWE mag voorlopig doorgaan met bouw van kolencentrale in Eemshaven
In deze spoedprocedure komt de Raad van State voorlopig tot het oordeel dat 'voldoende aannemelijk is gemaakt' dat de activiteiten die de gedoogvergunning voor een tijdelijke periode toestaat 'geen significante gevolgen' zullen veroorzaken voor het beschermde gebied. Om deze reden kan het provinciebestuur dan ook voor deze periode de activiteiten gedogen die nodig zijn voor het afbouwen van de kolencentrale in de Eemshaven. Hieronder vallen overigens niet de werkzaamheden die nodig zijn voor de zogenoemde laagbouw, bestaande uit een kantoorgebouw, een werkplaats en een magazijn, en voor de exploitatie van de centrale. RWE heeft te kennen gegeven in maart 2012 een nieuwe aanvraag voor de vereiste natuurvergunning voor het gehele project in te dienen bij het college van gedeputeerde staten van Groningen.
De Raad van State heeft de natuurvergunning van RWE in een uitspraak van 24 augustus 2011 vernietigd. Naar het oordeel van de Raad van State was de zogenoemde 'passende beoordeling' van de mogelijke nadelige gevolgen van de vergunning voor het beschermde gebied onvolledig. Omdat voor een eventuele nieuwe vergunning ook een nieuwe aanvraag noodzakelijk was, heeft de Raad van State toen zelf de bestaande vergunning geweigerd. Greenpeace en de Stichting Natuur en Milieu vrezen onomkeerbare gevolgen door de voortdurende bouwactiviteiten aan de centrale. Omdat sinds 24 augustus een natuurvergunning voor die activiteiten ontbreekt, hebben ze het provinciebestuur verzocht handhavend op te treden tegen de activiteiten. In afwachting van een beslissing op hun bezwaren door het provinciebestuur, hebben ze de Raad van State verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Lees hier de volledige tekst van de voorlopige uitspraak met zaaknummers 201110350/1 en 201110379/1.