Dwangsom voor klokkenluidende pastoor in Tilburg was terecht
In 2009 droeg de pastoor dagelijks om 7.30 uur de ochtendmis op en luidde hij om 7.15 uur de kerkklokken. Naar aanleiding van klachten van omwonenden constateerde het gemeentebestuur dat door het klokgelui minstens enkele malen de toegestane geluidsnormen waren overschreden. In de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Tilburg staat het verbod om door middel van klokgelui deze normen te overschrijden tussen 23.00 uur 's avonds en 7.30 uur 's ochtends. Volgens de pastoor beperkte het gemeentebestuur hem in zijn recht op vrijheid van godsdienst dat in de grondwet is vastgelegd.
Naar het oordeel van de Raad van State brengt een 'redelijke uitleg van het grondwetsartikel met zich dat dit recht niet de vrijheid tot kerkklokgelui van elke duur en met elk geluidsvolume impliceert'. De wijze waarop de gemeenteraad de duur en het geluidsniveau van klokgelui in de gemeentelijke verordening heeft gereguleerd, beperkt niet de vrijheid van godsdienst, aldus de hoogste bestuursrechter. De Raad van State is evenals de rechtbank in Breda van oordeel dat de gemeentelijke verordening de mogelijkheid tot het belijden van godsdienst 'niet illusoir' maakt. De verordening maakt het luiden van de klokken vóór 7.30 uur niet onmogelijk en bepaalt dat tussen 7.30 uur en 23.00 uur geen geluidsbeperking voor het luiden van klokken geldt.
Tegen de uitspraak van de Raad van State is geen hoger beroep mogelijk.
Lees hier de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 201011441/1.