Uitspraak van het Hof van Justitie in Luxemburg in zaak 'Coffeeshop Maastricht'

Gepubliceerd op 16 december 2010

Op 16 december 2010 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg antwoord gegeven op een aantal zogenoemde prejudiciële vragen die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van april 2009 aan het Hof heeft gesteld. De Raad van State heeft de vragen gesteld in een zaak tussen een exploitant van een coffeeshop in Maastricht en de burgemeester van Maastricht. De burgemeester had de coffeeshop destijds tijdelijk gesloten, omdat de coffeeshop volgens hem in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening mensen die niet in Nederland wonen (zogenoemde niet-ingezetenen) had toegelaten. De rechtbank in Maastricht heeft het besluit van de burgemeester vernietigd op gronden die zijn ontleend aan het nationale recht. De beroepsgronden die ontleend zijn aan het Europese recht, heeft de rechtbank verworpen. Beide partijen zijn tegen de uitspraak in hoger beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voordat de Raad van State als hoogste bestuursrechter uitspraak doet, wilde hij eerst zoveel mogelijk duidelijkheid van het Hof van Justitie in Luxemburg over de betekenis voor deze zaak van de bepalingen in het EG-Verdrag waarin beperkingen op het vrij verkeer van goederen en diensten zijn verboden indien daarvoor geen rechtvaardiging kan worden aangevoerd en over de bepalingen waarin het discriminatieverbod is neergelegd.

De Raad van State vraagt het Hof van Justitie eerst of de verkoop van softdrugs onder de werkingssfeer van het recht van de Europese Unie valt, nu de verhandeling van softdrugs in alle lidstaten verboden is. De kernvraag van de Raad van State is of de bepalingen in het EG-Verdrag over het vrij verkeer van goederen en diensten en het discriminatieverbod van toepassing zijn op het zogenoemde ingezetenencriterium uit de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente. Verder wil de Raad van State van het Europese Hof weten of het ingezetenencriterium een geschikt en proportioneel middel is om drugstoerisme en de daarmee gepaard gaande overlast terug te dringen.

Nu het Hof van Justitie in Luxemburg zijn arrest heeft gewezen, betekent dit niet dat daarmee een einde is gekomen aan de zaak tussen de exploitant van de coffeeshop en de burgemeester van Maastricht. De Raad van State heeft destijds de behandeling van de zaak geschorst in afwachting van het antwoord van het Hof. De Raad van State zal nu de behandeling van de zaak voortzetten en zowel de exploitant als de burgemeester de gelegenheid geven om te reageren op de antwoorden van het Hof. Mogelijk houdt de Raad van State vervolgens ook nog een tweede zitting in deze zaak. Daarna zal de Raad van State een definitieve uitspraak doen in het geschil tussen de exploitant van de coffeeshop en de burgemeester van Maastricht.

Lees hier het persbericht dat het Hof van Justitie bij het arrest heeft uitgebracht.

Ga hier naar de verwijzingsuitspraak van de Raad van State van 8 april 2009 waarin alle prejudiciële vragen zijn te lezen die de Raad van State aan het Hof in Luxemburg heeft gesteld.

Lees hier het persbericht dat de Raad van State destijds bij zijn uitspraak van 8 april 2009 heeft uitgebracht.