Woningstichting De Veste mag niet vrijwillig uit bestel stappen
De Raad van State overweegt allereerst dat in de woningcorporatieregels niet is vermeld dat een corporatie vrijwillig het bestel kan verlaten. In die regels is wel bepaald dat de minister een corporatie bij wijze van sanctie uit het bestel kan zetten, bijvoorbeeld wanneer een corporatie schade toebrengt aan het belang van de volkshuisvesting. Hierna dient de corporatie te worden ontbonden. Naar het oordeel van de Raad van State zijn de regels omtrent de toe- en uittreding van corporaties gezien hun tekst uitputtend bedoeld. Hieruit volgt duidelijk dat de wetgever de mogelijkheid van vrijwillige uittreding heeft willen uitsluiten. Dit was ten tijde van de toelating van de voorganger van De Veste in 1963 niet anders, aldus de Raad van State.
De Veste voerde aan dat zij door de woningcorporatieregels in haar eigendomsrecht wordt beperkt. Naar het oordeel van de Raad van State is die beperking gerechtvaardigd met het oog op het zwaarder wegende algemene belang van een goede volkshuisvesting.
In de Woningwet is bepaald dat stichtingen die op het gebied van volkshuisvesting werkzaam zijn, kunnen worden 'toegelaten' tot het bestel van woningcorporaties. Als woningcorporaties eenmaal toegetreden zijn tot het bestel, kunnen zij gebruik maken van bijvoorbeeld de borging van leningen door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Voor De Veste wogen die voordelen niet op tegen de beperking van haar eigendomsrecht. In 2008 verzocht zij de minister om toestemming om het bestel vrijwillig te kunnen verlaten.
Lees hier de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 201002155/1.