Jaarverslag 2005: Samenvatting Algemene beschouwingen van Vice-President Tjeenk Willink

Gepubliceerd op 27 april 2006

Om de maatschappelijke prestaties van de overheid te verbeteren doen we er goed aan staatkundig "het spoor terug te volgen"; niet nostalgisch maar analytisch.
  • Terug naar de trias politica als grondslag voor de staatkundige verhoudingen met duidelijkheid over de betekenis van Europa voor wetgever, bestuur en rechter.
  • Terug naar een overheidsbestuur waarin duidelijkheid bestaat over de politieke verantwoordelijkheid voor de publieke dienstverlening (al dan niet op afstand), met een deskundig ambtenarenapparaat dat de schakel vormt tussen (en inhoudelijke gesprekspartner kan zijn van) politieke bestuurders en professionele uitvoerders.
  • Terug naar het "primaat van het politieke", waarin de volksvertegenwoordiging (de representatieve democratie) wordt versterkt ten behoeve van haar medewetgevende en controlerende taak.
  • Terug naar het besef dat staat en burger wederzijds van elkaar afhankelijk zijn, de publieke ruimte meer is dan de staat en het burgerschap iets anders is dan het zijn van consument of cliënt.

Dit staat te lezen in de Algemene beschouwingen van het Jaarverslag 2005 van de Raad van State. Vice-President Tjeenk Willink geeft hierin een jaarlijks een schets van de veranderende omgeving waarin de Raad van State zijn taken verricht. Tjeenk Willink constateert dat de "terugtred" van de overheid in de afgelopen vijfentwintig jaar, met verzelfstandiging, privatisering of beëindiging van publieke taken, (terwijl de overheid tegelijkertijd wel zicht op die publieke taken moest houden) en de nadruk op de overheid als bedrijf met management, beheer en toezicht, per saldo vooral een terugtred van de politiek hebben opgeleverd en een verschraling van de inhoudelijke deskundigheid binnen het bestuur. Er is een dominante bureaucratisch-bedrijfsmatige logica ontstaan die zelf weer bijdraagt aan de verzwakking van het primaat van het "politieke" en aan een verdere verschraling van de inhoudelijke deskundigheid. Getalsmatige (schijn)zekerheid treedt daarvoor in de plaats. Die bureaucratisch-bedrijfsmatige logica heeft een eigen dynamiek die:

  • de functionele verschillen tussen wetgever, bestuur en rechter niet respecteert, maar afvlakt;
  • meer gericht is op homogeniteit dan op culturele pluriformiteit;
  • de persoonlijke en politieke vrijheid in de weg zit; en niet de logica van het recht volgt. Er bestaat een (toenemende) spanning tussen de bureaucratisch-bedrijfsmatige logica en de vier doeleinden van de trias politica waarop ons staatsbestel is gebaseerd:
  • persoonlijke en politieke vrijheid (via juridische normering);
  • culturele pluriformiteit (met ruimte voor tegengeluiden);
  • een gematigde staatsvorm (door middel van machtsevenwicht) en
  • heerschappij van het recht (zowel binnen de staat als binnen de maatschappij en tussen staat en maatschappij).

De praktijk van het overheidsbeleid staat (daardoor) vaak dwars op het streven naar meer eigen verantwoordelijkheid van burgers en maatwerk door uitvoerders. Dát is de kloof waar burgers last van hebben. Die kloof is niet te dichten door verdere vervolmaking van de bureaucratisch-bedrijfsmatige logica, maar met doorbreking en terugdringing daarvan. Die doorbreking en terugdringing lukken alleen als politici, uitvoerders en burgers tegenwicht bieden. In hun handen ligt de sleutel tot verandering. Een belangrijke bijdrage aan de staatkundige vernieuwing is daarom:

  • actief burgerschap mogelijk maken;
  • daarvoor ruimte bieden;
  • concrete belemmeringen opruimen; en
  • vooral ook (ambtelijk) waardering tonen voor de inzet van burgers voor de publieke zaak.

Daarnaast moet bij de beleidsvorming meer voeling worden gehouden met de uitvoeringspraktijk en moet aan de professionele logica van uitvoerders meer gewicht worden toegekend. Professionele uitvoerders en hun managers moeten duidelijker zicht hebben op de mogelijkheden en de grenzen van hun eigen professionaliteit, bereid zijn voor hun werk (en de onvermijdelijke fouten daarin) verantwoording af te leggen, erkennen dat zij voor het succes van hun werk van elkaar afhankelijk zijn en duidelijkheid scheppen bij wie de eindverantwoordelijkheid ligt voor de uitvoering in het concrete geval. Tenslotte is versterking nodig van de volksvertegenwoordiging (de representatieve democratie) voor de uitoefening van haar eigenlijke functies: medewetgever en controleur. Die versterking wordt gediend met het losser maken van de bindingen van de volksvertegenwoordiging aan de agenda van het bestuur en de agenda die via de media tot stand komt. Dat kan door minder afhankelijkheid van de informatievoorziening door kabinet en media;

  • door meer nadruk op de controle (achteraf) op de effecten van het beleid;
  • door (verdere) beperking van regeerakkoorden; en
  • door een zwakkere partij-politieke binding tussen leden van het kabinet en de meerderheid in de volksvertegenwoordiging. Ook dat paste in de uitgangspunten van ons staatsbestel.