Raad van State: asielzoeker kan procederen tegen afwijzing 'pardonregeling'
De rechtbank in Haarlem was in een eerdere uitspraak al tot hetzelfde oordeel gekomen. De minister heeft de bevoegdheid om op grond van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan een uitgeprocedeerde asielzoeker toch een verblijfsvergunning te verlenen. Zij kan daartoe besluiten als de asielzoeker een bijzonder onvoorzien geval vormt. Het verzoek van een asielzoeker werd echter door de minister niet opgevat als officiële aanvraag voor een verblijfsvergunning.
Tegen een afwijzing van zo’n verzoek kon volgens de minister dan ook geen juridische procedure worden gestart. De Raad van State heeft nu beslist dat wanneer een asielzoeker de minister met een beroep op persoonlijke omstandigheden verzoekt om gebruik te maken van de “discretionaire bevoegdheid” om hem toch een verblijfsvergunning te verlenen, dit verzoek moet worden opgevat als een aanvraag. Tegen een afwijzend besluit van de minister kan dan een juridische procedure worden gestart. De rechtbank en – in hoger beroep – de Raad van State kunnen dan oordelen of de afwijzing van de minister rechtmatig is.
Klik hier voor de volledige tekst van de uitspraak.