Raad van State vernietigt besluit tot aanleg van de Westerschelde Container Terminal

Gepubliceerd op 16 juli 2003

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een vandaag (16 juli 2003) gepubliceerde uitspraak het besluit van provinciale staten van Zeeland waarmee de aanleg van de Westerschelde Container Terminal (WCT) mogelijk wordt gemaakt, vernietigd. De provincie wil met het besluit de WCT aanleggen op de oever van de Westerschelde, naast de bestaande haven van Vlissingen-Oost. De voorziene kade voor de WCT is 2.650 meter lang en 500 meter breed. Hiervoor wordt 41 hectare bestaand terrein benut en moet 141 hectare nieuw land worden aangewonnen.

Het WCT-terrein is onderdeel van een gebied dat is aangewezen als Europees beschermd natuurgebied. De WCT heeft in het plan een capaciteit van 1,5 miljoen containers per jaar. Het besluit voorziet ook in natuurcompensatie. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt in haar uitspraak van 16 juli 2003 dat de provincie onvoldoende onderzoek heeft verricht naar alternatieven nu door de aanleg van de WCT het aanwezige natuurgebied geheel zal verdwijnen. Zo is er niet gekeken naar alternatieve locaties voor de vestiging van een containerterminal of naar andere activiteiten om de werkgelegenheid te bevorderen. Bovendien is in het besluit van de provincie onvoldoende gemotiveerd waarom het economisch belang van de WCT zwaarder moet wegen dan het belang om het bestaande Europees beschermde natuurgebied te behouden.

De compensatie van natuurgebied dat verloren gaat met de aanleg, is in het besluit wel voldoende verzekerd. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt verder dat door ontoereikend onderzoek van de provincie grote onduidelijkheid blijft bestaan over de gevolgen die de aanleg en ingebruikname van de WCT kunnen hebben.

Met name bestaat: - onvoldoende inzicht in de gevolgen die de sterke toename van het goederentransport per spoor heeft langs de bestaande spoorlijn Vlissingen - Roosendaal; - onzekerheid of door de komst van de WCT voor omwonenden langs de spoorlijn een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd; - onvoldoende inzicht in de financiering van de maatregelen die nodig zijn om geluid- en trillingshinder tegen te gaan of van de compensatie van de schade die deze hinder kan veroorzaken. Gevolg van de uitspraak is dat de provincie deze aspecten zorgvuldig zal moeten onderzoeken als zij opnieuw een beslissing wil nemen over de aanleg van de WCT.

Klik hier voor de gehele tekst van de uitspraak met zaaknummer 200205582/1.