Goedkeuring van bestemmingsplan Noord-Zuidlijn in Amsterdam

Gepubliceerd op 20 januari 2001

Bij uitspraak van 20 februari 2001 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot goedkeuring van het bestemmingsplan dat de aanleg van de metrolijn “Noord-Zuidlijn” in Amsterdam mogelijk maakt, grotendeels in stand gelaten.

Volgens de Afdeling mochten gedeputeerde staten aannemen dat behoefte bestaat aan de aanleg van de metrolijn en dat hiermee een zwaarwegend belang is gediend. Hiermee is de aanleg van de metrolijn op zich geaccepteerd. Maar volgens de Afdeling is met het plan op onderdelen onvoldoende rekening gehouden met individuele belangen. Dit betreft de situatie van de winkeliers in de omgeving van de Ferdinand Bolstraat en de situatie rondom de woonschepen in de Sixhaven. Hierbij is geoordeeld dat gedeputeerde staten niet mochten aannemen dat op aanvaardbare wijze tegemoet kan worden gekomen aan de belangen van de winkeliers die aanmerkelijke schade zullen kunnen lijden door de aanleg van de metrolijn. Voor de woonschepen is de Afdeling van oordeel dat hun situatie tijdens de aanleg van de metrolijn onvoldoende is onderzocht.

Bovendien hebben gedeputeerde staten in hun besluit niet onderkend dat het plan een herstel van de oude situatie van de woonschepen na de aanleg van de lijn niet zonder meer toestaat. Daarnaast is de Afdeling van oordeel dat de mogelijkheid om 5 meter in hoogte of diepte af te wijken van het tunnelontwerp zonder hieraan voorwaarden te verbinden in strijd is met de rechtszekerheid. Gedeputeerde staten hebben bovendien niet voldoende gemotiveerd waarom zo’n afwijking toelaatbaar is. Om deze redenen is het besluit van gedeputeerde staten op onderdelen vernietigd en heeft de Afdeling bestuursrechtspraak aan een tweetal voorschriften van het bestemmingsplan en een deel van het tracé alsnog goedkeuring onthouden.

Gevolg van de uitspraak is dat de gemeenteraad van Amsterdam het bestemmingsplan zal moeten aanpassen op die punten waaraan goedkeuring is onthouden. Gedeputeerde staten zullen tezijnertijd dan weer moeten beslissen over de goedkeuring van deze onderdelen.