Windturbineparken op de Noordzee mogen worden aangelegd

Gepubliceerd op 23 mei 2012

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de vergunningen voor tien nieuwe windturbineparken op de Noordzee in stand gelaten. Dat blijkt uit tien afzonderlijke uitspraken van vandaag (23 mei 2012). Eind 2009 verleende de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de vergunningen. Hiermee kunnen de windturbineparken buiten de zogenoemde 12-mijlszone vanuit de kust worden aangelegd. Het Productschap Vis had de Raad van State gevraagd de vergunningen te vernietigen. Tegen de uitspraken van de Raad van State is geen hoger beroep mogelijk.

Het productschap vreest dat de windturbineparken negatieve gevolgen zullen hebben voor de visstand in de Noordzee. Met name het heien in de zeebodem zou schadelijk zijn voor de vislarven, aldus het productschap. Het vindt dat de staatssecretaris meer onderzoek hiernaar had moeten doen, omdat het beschikbare onderzoek te veel op aannames gebaseerd zou zijn en bovendien niet volledig. Zo is er volgens het productschap te weinig bekend over de effecten van onderwatergeluid op het onderwaterleven. Daarom had de staatssecretaris in afwachting van de nadere onderzoeksresultaten de vergunningen voor de windturbineparken moeten weigeren, aldus het productschap. Ook is het bang voor verlies van visgronden.

Hoewel in de kennis over de effecten van het onderwatergeluid op het onderwaterleven een aantal leemten zit, is de Raad van State van oordeel dat dit niet betekent dat de staatssecretaris daarom van de vergunningen hadden moeten afzien. Van belang hierbij is dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de effecten voldoende rekening heeft gehouden met de leemten door van een 'worst-case' scenario uit te gegaan wat betreft de sterfte van vislarven rondom heilocaties. Verder heeft de staatssecretaris voldoende voorzorgmaatregelen getroffen om schade aan het onderwaterleven door de windturbineparken te voorkomen, aldus de Raad van State. Zo is in de vergunningen bepaald dat in de jaarlijkse periode van 1 januari tot 1 juli niet geheid mag worden, zodat voorkomen wordt dat veel vislarven sterven als ze van de paaigebieden naar beschermde natuurgebieden zoals de Waddenzee worden getransporteerd. De Waddenzee is aangewezen als kraamkamer en opgroeigebied voor vis. Ook heeft de staatssecretaris bepaald dat per jaar maar één windturbinepark mag worden aangelegd. Wat het verlies aan visgronden betreft, heeft de Raad van State geoordeeld dat dit om een dusdanig gering verlies gaat, dat het niet aan vergunningverlening in de weg staat.

Voor in totaal twaalf windturbineparken in de Noordzee heeft de staatssecretaris vergunningen verleend. De meeste parken komen voor de westkust van Nederland te liggen.

Tegen elf vergunningen heeft het Productschap Vis hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Die heeft vandaag uitspraken gedaan in tien zaken. Met die uitspraken heeft de Raad van State de eerdere uitspraken van de rechtbank in Rotterdam van maart 2011 in stand gelaten. De uitspraak van de Raad van State over windturbinepark Beaufort volgt nog.

Lees de volledige tekst van de tien uitspraken:

201105318/1 (windturbinepark Q4-WP met 26 windturbines);
201105344/1 (windturbinepark West Rijn met 72 windturbines);
201106644/1 (windturbinepark Brown Ridge Oost met 94 windturbines);
201107286/1 (windturbinepark Den Helder I met 78 windturbines);
201107295/1 (windturbinepark Tromp Binnen met 59 windturbines);
201107303/1 (windturbinepark EP Offshore NL1 met 55 windturbines);
201107310/1 (windturbinepark GWS Offshore NL1 met 60 windturbines);
201107321/1 (windturbinepark BARD Offshore NL1 met 60 windturbines);
201107366/1 (windturbinepark Scheveningen Buiten met 59 windturbines) en
201107371/1 (windturbinepark Q10 met 51 windturbines).