Uitspraken Raad van State over verblijfsrechten buitenlandse ouders van Nederlandse kinderen

Gepubliceerd op 7 maart 2012

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft zich vandaag (7 maart 2012) in vier uitspraken specifieker uitgelaten over de verblijfsrechten van buitenlandse ouders van Nederlandse kinderen. Het gaat om kinderen die de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen, omdat één van hun ouders Nederlander is, maar van wie de andere ouder niet de Nederlandse nationaliteit bezit.

In de vier zaken heeft de Raad van State zich gebogen over de vraag of aan de buitenlandse ouder een verblijfsvergunning moet worden verleend om hier in Nederland voor het Nederlandse kind te kunnen zorgen.

In twee uitspraken (zaaknummers 201011743/1/V1 (pdf, 673 kB) en 201108763/1/V2 (pdf, 1.4 MB)) heeft de Raad van State die vraag ontkennend beantwoord. Naar het oordeel van de hoogste bestuursrechter kan in die zaken het Nederlandse kind door de Nederlandse ouder in Nederland worden verzorgd, zo nodig met ondersteuning van maatschappelijke instellingen.

In de twee andere uitspraken (zaaknummers 201102780/1/V1 (pdf, 399 kB) en 201105729/1/V1 (pdf, 436 kB)) heeft de Raad van State echter geoordeeld dat de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel opnieuw naar die zaken moet kijken. Daarbij speelt een rol dat de Nederlandse kinderen in die gevallen zijn aangewezen op de zorg van de buitenlandse ouder, omdat de Nederlandse ouder buiten beeld is. Het argument van de minister dat die zorg kan worden overgenomen door andere familieleden – desnoods in een ander land van de Europese Unie – heeft de Raad van State verworpen.

Met de vier uitspraken heeft de Raad van State toepassing gegeven aan arresten van het Hof van Justitie in Luxemburg uit 2011. Daarin gaf het Hof aan dat een buitenlandse ouder onder bijzondere omstandigheden een recht op verblijf kan krijgen om in de Europese Unie te verblijven. Dit om te voorkomen dat diens kinderen die Unieburger zijn (zoals Nederlandse kinderen) met hem mee terug moeten naar zijn land van herkomst en daarmee dus de Europese Unie moeten verlaten.

Deze uitspraken houden geen verband met het advies van de Raad van State over het initiatiefwetsvoorstel dat de Tweede Kamerleden Samsom en Voordewind onlangs presenteerden. Zij stellen voor om in Nederland gewortelde kinderen van uitgeprocedeerde vreemdelingen een verblijfsvergunning te verlenen.