Uitspraak van het Hof van Justitie in Luxemburg in zaken over boetes Arbeidsinspectie aan Poolse bedrijven

Gepubliceerd op 10 februari 2011

Vandaag (10 februari 2011) heeft het Hof van Justitie in Luxemburg antwoord gegeven op een aantal zogenoemde prejudiciële vragen die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in drie uitspraken van juli 2009 aan het Hof heeft gesteld.

De Raad van State heeft het Hof vragen gesteld in drie zaken waarin de Arbeidsinspectie boetes had opgelegd aan Poolse bedrijven. Zij leenden Poolse werknemers uit aan Nederlandse ondernemingen, zonder dat de Polen over werkvergunningen beschikten. Volgens de minister van Sociale Zaken & Werkgelegenheid zijn werkvergunningen noodzakelijk omdat de Polen zijn uitgezonden om in Nederland te werken. De Poolse bedrijven zijn van mening dat het eisen van een werkvergunning voor Poolse werknemers in dit geval in strijd is met Europees recht en zijn daarom tegen de boetes in hoger beroep gekomen bij de Raad van State.

Voordat de Raad van State als hoogste bestuursrechter definitief uitspraak doet in deze zaken, wilde hij eerst zoveel mogelijk duidelijkheid van het Hof in Luxemburg over de betekenis van een aantal Europese bepalingen. De Raad van State heeft aan het Hof gevraagd of een werkvergunning geëist mag worden wanneer de 'dienstverrichting bestaat uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten'.

Nu het Hof van Justitie in Luxemburg uitspraak heeft gedaan, betekent dit niet dat daarmee een einde is gekomen aan de geschillen tussen de Poolse bedrijven en de minister van Sociale Zaken & Werkgelegenheid. De Raad van State heeft destijds de behandeling van de zaken geschorst in afwachting van de antwoorden van het Hof. Nu zal de Raad van State de behandeling van de zaken voortzetten en de partijen de gelegenheid geven te reageren op die antwoorden. Mogelijk houdt hij vervolgens ook nog een tweede zitting. Ten slotte zal de Raad van State later dit jaar een definitieve uitspraak doen in het concrete geschil tussen de Poolse bedrijven en de minister.

Ga hier naar de verwijzingsuitspraak van de Raad van State met zaaknummer 200900248/1 van 29 juli 2009 waarin de prejudiciële vragen zijn te lezen. De vragen zijn ook na te lezen in de andere twee – gelijkluidende – verwijzingsuitspraken met zaaknummers 200804042/1 en 200801014/1.