Bestuurlijke waarschuwing als onderdeel van een wettelijk sanctieregime is een besluit

Gepubliceerd op 2 mei 2018

De waarschuwing die de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2014 heeft gegeven aan een bedrijf uit Hengelo (Gelderland) vanwege het overtreden van het Arbeidsomstandighedenbesluit is een besluit dat kan worden aangevochten bij de bestuursrechter. Dat blijkt uit een uitspraak van de grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (2 mei 2018).

Waarschuwing is in dit geval een besluit

Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak is een bestuurlijke waarschuwing een besluit als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo moet de waarschuwing zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Ook moet de waarschuwing een voorwaarde zijn om bij een volgende overtreding een andere sanctie te kunnen opleggen. Zij is dan een 'essentieel en onlosmakelijk onderdeel' van een sanctieregime. De waarschuwing heeft daarmee rechtsgevolg en is daarom een besluit.

In het geval van het bedrijf uit Hengelo heeft de minister de waarschuwing gebaseerd op de Arbeidsomstandighedenwet. Daarnaast is de waarschuwing onderdeel van het sanctieregime, omdat die een voorwaarde is om een bevel tot stillegging te kunnen geven bij een volgende overtreding. De Afdeling bestuursrechtspraak komt daarom tot de conclusie dat de waarschuwing aan het Hengelose bedrijf een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Vervolgbesluiten

Wat als tegen zo’n waarschuwing geen bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, maar er vervolgens een rechterlijke procedure wordt opgestart tegen een vervolgbesluit zoals een boete of bevel tot stillegging? Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak kan het dan niet meer gaan over de rechtmatigheid van de waarschuwing zelf. Wel kan het zo zijn dat de feiten en omstandigheden die bij het geven van de waarschuwing een rol speelden, alsnog aan de orde komen bij de beoordeling van vervolgbesluiten.

Conclusie staatsraad advocaat-generaal en reactiemogelijkheid voor meedenkers

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft eerder in deze procedure staatsraad advocaat-generaal Widdershoven verzocht om een conclusie te nemen. Daarbij heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak iedereen de mogelijkheid geboden te reageren op de vragen die aan de staatsraad advocaat-generaal zijn gesteld, dus ook anderen dan partijen die direct bij deze zaak zijn betrokken. De staatsraad advocaat-generaal heeft bij het nemen van zijn conclusie rekening gehouden met de 25 schriftelijke reacties die hij van 'meedenkers' (de zogenoemde amici curiae) heeft ontvangen. Hij heeft vervolgens op 24 januari 2018 een conclusie uitgebracht.

Uitspraak van de grote kamer

De uitspraak van vandaag is gedaan door een grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak. Deze bestaat uit vijf staatsraden, onder wie de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, een raadsheer van de Centrale Raad van Beroep en een raadsheer van de Hoge Raad, onder voorzitterschap van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak.

Lees hier de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 201607055/1.