Interview Sander Lanshage


“Een lekkere stevige mening waaraan je je eigen visie kunt spiegelen”

‘Heel klein’, omschrijft Sander Lanshage zijn team binnen het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in Curaçao. Drie bestuursrechters, vier juridisch medewerkers. Vergelijk dat eens met zijn vorige standplaats: de rechtbank Midden-Nederland met drie teams die bestuursrecht deden, elk tien rechters en 25 medewerkers per team.

In zo’n setting landen conclusies uit Nederland hier anders. ‘In Utrecht bespraken we de conclusies en de uitspraken van de grote kamer altijd tijdens het jurisprudentieoverleg. Hier is dat veel beperkter en houd je jurisprudentie veel meer op eigen initiatief bij. Er is inmiddels wel een platform om uitspraken en ook conclusies met elkaar te bespreken, maar dat is pas net opgestart.’

Door de beperkte capaciteit en de werkdruk volgt Lanshage conclusies op een andere manier. Heeft hij een concrete zaak, en weet hij dat daarover een conclusie is genomen, dan pakt hij het document erbij. ‘We hadden pas een kwestie over de bestuurlijke waarschuwing. Daarover is eerder een conclusies genomen. Die hebben we toen met elkaar besproken, maar dat was dus naar aanleiding van die ene zaak.’

Spiegelen

Voor bestuursrechters die direct in de praktijk werken gaat het niet alleen om de conclusie maar ook om wat de Afdeling bestuursrechtspraak met de conclusies doet. ‘Welke koers gaan ze varen? Die uitspraken worden meer besproken dan de conclusie zelf. Stel, ik heb een zaak die op de een of andere manier niet goed voelt. Dan helpt een conclusie enorm omdat daarin het bredere perspectief wordt geschetst. Prettig is ook dat de dogmatische kant van een onderwerp wordt belicht en dat de jurisprudentie van verschillende hoogste bestuursrechters nog eens op een rijtje wordt gezet. Dat scheelt voor mij enorm veel zoekwerk. Bovendien staat er vaak een lekkere stevige mening in waaraan je je eigen visie kunt spiegelen. Dat zijn allemaal grote voordelen van conclusies. Je wilt dieper omdat de zaak daartoe aanleiding geeft, en als er nog geen uitspraak is van de Afdeling bestuursrechtspraak, dan geeft een conclusie de handvatten.’

Bruikbaar

Conclusies kunnen echter niet altijd één op één worden toegepast, ook niet in het Caribische deel van het Koninkrijk. De basiswet op de Caribische eilanden is niet de Algemene wet bestuursrecht, maar de LAR, de Landsverordening administratieve rechtspraak – die op onderdelen vergelijkbaar is met de Awb. Lanshage omschrijft de LAR als een ‘rechtsbeschermingswet’, vooral met procedurele bepalingen over bezwaar en beroep. ‘Toch zijn conclusies voor ons bruikbaar. Ze gaan tot nu toe namelijk weinig over echt Awb-technische onderwerpen. En als ze gaan over bijvoorbeeld het besluit- of belanghebbendebegrip, dan is dat prima: dat kennen we ook in de LAR. Zelf heb ik in verschillende zaken hier op de eilanden in de anderhalf jaar dat ik hier ben, andere thema’s uit conclusies actief gebruikt. Denk aan de vraag of gedogen wel of geen beschikking is, het vertrouwensbeginsel, schaarse rechten, de bestuurlijke waarschuwing, exceptieve toetsing. Allemaal meer algemene leerstukken waar we hier ook mee werken.’

Vertrouwensbeginsel

Toch moeten conclusies soms lokaal worden ingekleurd. Neem het vertrouwensbeginsel, zegt Lanshage. ‘De Afdeling bestuursrechtspraak heeft, ook na een conclusie daarover, de burger veel meer centraal gezet. Vroeger werd eigenlijk gezegd: een toezegging van een bestuurder is niets waard als deze bestuurder geen bevoegd bestuursorgaan is. Nu zeggen we: hoe weet een burger dat? Hier op de eilanden heb je snel een toezegging te pakken, door de kleinschaligheid van de samenleving. Relaties en persoonlijke contacten zijn hier belangrijk. Vanuit zo’n situatie heb je al snel een toezegging te pakken. Mensen zeggen niet snel expliciet ‘nee’. In Nederland mag die burger daar steeds meer op vertrouwen, ook al is iemand strikt genomen niet bevoegd. Hier moet je ervoor waken dat je die visie te snel overneemt. Want hier doen veel mensen namens de overheid uitspraken die als een toezegging kunnen worden gekwalificeerd. Kortom: conclusies en uitspraken van de grote kamer dringen hier zeker door. Bruikbaar zijn ze ook, maar met de kanttekening dat de rechtscultuur hier anders is. Daar moet je je als rechter wel bewust van zijn.’

Werk besparen

Maar soms, geeft Lanshage toe, is het wel veel leeswerk, zo’n conclusie. ‘Gelukkig geeft de Raad van State mooie persberichten uit. In de conclusie zelf staan een leeswijzer en een samenvatting. Dat alles bezorgt je niet veel extra werk. Het is geweldig dat er ook in het bestuursrecht conclusies zijn en het kan zelfs werk besparen als je ze op het juiste moment erbij pakt. Het verruimt je blik en kan een goede onderbouwing zijn van je eigen motivering van de uitspraak.’

Het zou volgens Lanshage ook goed zijn als advocaten-generaal op eigen gezag een conclusie nemen, en niet alleen als ze daartoe worden uitgenodigd door de hoogste bestuursrechters. En bestuursrechters in de eerste lijn zouden zelf de verantwoordelijkheid kunnen nemen door voorstellen te doen voor onderwerpen voor een conclusie. Zelf heeft hij nog geen ideeën naar de Kneuterdijk gestuurd: de doorlooptijden in individuele zaken gaan voor. ‘Dat laat onverlet: als je een onderwerp signaleert voor een conclusie, zou je dat moeten doorgeven.’