Ontwerpbesluit tot instelling van de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden, met nota van toelichting.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit tot instelling van de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden, met nota van toelichting.

Bij Kabinetsmissive van 29 april 2011, no.11.001087, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot instelling van de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit strekt ertoe het klokkenluidersbeleid voor de publieke en private sector aan te vullen met een onafhankelijk advies- en verwijspunt klokkenluiden: de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden (hierna: de Commissie). De Commissie moet gaan fungeren als een steunpunt voor (potentiële) klokkenluiders. Op basis van de ervaring die de Commissie hierbij opdoet, gaat zij signalen afgeven over ontwikkelingen en patronen aan organisaties voor wie dat relevant is ten behoeve van hun klokkenluidersbeleid. Ten slotte zal de Commissie in algemene zin voorlichting geven op het gebied van klokkenluiden. Het ontwerpbesluit berust voor de private sector niet op een wettelijke grondslag en is in zoverre een zelfstandige algemene maatregel van bestuur (amvb).

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit opmerkingen over het zelfstandige karakter van de amvb en de keuze voor de figuur van de amvb, alsmede over de vormgeving van het meldpunt. Zij is van oordeel dat in verband met deze opmerkingen over het ontwerpbesluit in deze vorm niet positief kan worden geadviseerd.

1. Zelfstandige algemene maatregel van bestuur

a. Uitzonderlijke situatie?
Het ontwerpbesluit heeft voor de publieke sector een grondslag in de Ambtenarenwet, de Politiewet en de Militaire ambtenarenwet. Voor de private sector berust het op artikel 89, eerste lid, van de Grondwet. Het is in zoverre een zelfstandige amvb. De enige motivering die in de toelichting gegeven wordt voor de keuze van deze figuur is dat de rechten en vrijheden van betrokkenen met dit ontwerpbesluit niet worden ingeperkt, aangezien de Commissie geen bevoegdheden krijgt.(zie noot 1)
Zoals de Raad al eerder heeft opgemerkt, staat het zonder medewerking van de Staten-Generaal zelfstandig tot stand brengen van wettelijke voorschriften door de regering op gespannen voet met het uitgangspunt van het primaat van de formele wetgever. Derhalve is gebruik van de figuur van de zelfstandige algemene maatregel van bestuur in principe niet wenselijk en dient dit slechts in uitzonderlijke situaties plaats te hebben, en dan alleen bij wijze van tijdelijke voorziening.(zie noot 2) Noch uit het ontwerpbesluit, noch uit de toelichting blijkt waarom hier sprake zou zijn van een uitzonderlijke situatie. Bovendien is er geen sprake van een tijdelijke regeling. Weliswaar stelt de toelichting dat het ontwerpbesluit vooruitloopt op besluitvorming met betrekking tot het onderzoekspunt integriteitschendingen overheid.(zie noot 3) Voor de realisatie van dat voornemen wordt echter geen enkele tijdindicatie gegeven.
De Afdeling merkt nog op dat het geven van wettelijke voorschriften meer omvat dan het toekennen van bevoegdheden die rechten en vrijheden inperken. Zij wijst er op dat het ontwerpbesluit de nodige regels stelt die kunnen worden aangemerkt als wettelijk voorschrift. Zo bevat artikel 3 niet alleen regels over de taken van de Commissie, maar vestigt dit artikel, aanhef en onder a, ook een aanspraak van betrokkenen die de Commissie benaderen op informatie en advies. Verder bevatten de artikelen 4 en 5 voorschriften die de Commissie in acht heeft te nemen bij de vervulling van haar taak in relatie tot hen die zich tot haar wenden, met dienovereenkomstige aanspraken van betrokkenen. Voor zover de regering met de motivering voor de aanvaardbaarheid van de figuur van de zelfstandige amvb zou hebben beoogd te stellen dat het ontwerpbesluit niet kan worden aangemerkt als het geven van wettelijke voorschriften, zodat bijgevolg het primaat van de formele wetgever hier niet zou gelden, kan de Afdeling dit standpunt dan ook niet delen.

b. Strafbaarstelling
Artikel 4 van het ontwerpbesluit regelt de geheimhoudingsplicht van de Commissie: zij mag de identiteit van de persoon die een vermoeden van een misstand heeft niet bekend maken. Daarnaast moeten ook de naam van het bedrijf of de organisatie en de identiteit van de persoon tot wie het vermoeden van de misstand zich richt geheim worden gehouden.(zie noot 4) Bij overtreding van de geheimhoudingsplicht kan op grond van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht een gevangenisstraf of een geldboete worden opgelegd.
De Afdeling merkt op dat, zoals ook in de toelichting wordt vermeld, artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) regelt dat een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan verplicht is tot geheimhouding van gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden.(zie noot 5) Indien beoogd wordt de reikwijdte van deze geheimhoudingsplicht uit te breiden,(zie noot 6) is deze constructie daarmee, voor zover het de toepassing op de private sector betreft, in strijd met artikel 89 van de Grondwet. Artikel 89, tweede lid, van de Grondwet bepaalt immers dat voorschriften die door straffen worden gehandhaafd alleen in een amvb mogen worden opgenomen krachtens de wet. Indien beoogd wordt in artikel 4 een norm voor geheimhouding op te nemen waarvan schending op grond van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar is gesteld, ontbeert het ontwerpbesluit op dit punt een wettelijke basis.
De Afdeling adviseert gelet op het bovenstaande het gebruik van een zelfstandige amvb als vorm voor de voorgenomen voorziening voor zover het gaat om de private sector te heroverwegen.

Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling verder nog het volgende op.

2. De keuze voor een amvb
De keuze voor het gebruik van de figuur van de amvb leidt tot een probleem waar het betreft de aangifteplicht ambtsmisdrijven. Zoals de toelichting vermeldt, kan het Openbaar Ministerie (OM) op grond van artikel 162 van het Wetboek van Strafvordering inlichtingen omtrent strafbare feiten opvragen.(zie noot 7) Dit betekent dat het OM de bevoegdheid heeft om bij de Commissie gegevens op te vragen indien deze betrekking hebben op ambtsmisdrijven. De toelichting vermeldt tevens dat het College van procureurs-generaal heeft aangegeven geen informatie te zullen opvragen bij de Commissie, zodat deze haar werk in vertrouwelijkheid en onder geheimhouding kan doen.(zie noot 8)
De Afdeling merkt op dat de enkele, op dit moment afgegeven, verzekering van het College van procureurs-generaal dat van de bedoelde bevoegdheid geen gebruik zal worden gemaakt niet leidt tot zekerheid aan de kant van de (potentiële) klokkenluider dat de informatie die hij verschaft aan de Commissie vertrouwelijk blijft. Het gaat hier immers om een gedragscode, die in de toekomst eenzijdig door het OM kan worden aangepast. De Afdeling is, met de regering, van oordeel dat voor informatie die wordt verstrekt aan de Commissie een uitzondering past op artikel 162 Wetboek van Strafvordering. Nu het advies- en verwijspunt bij amvb wordt ingesteld is het maken van deze uitzondering echter niet mogelijk.
De Afdeling adviseert de keuze voor het instellen van het advies- en verwijspunt bij amvb te heroverwegen. De Afdeling adviseert tevens om in ieder geval de uitzondering op artikel 162 Wetboek van Strafvordering op het niveau van de formele wet te regelen.

3. De taken van de Commissie
Artikel 3 van het ontwerpbesluit regelt de taken van de Commissie. Met betrekking tot de taak van de Commissie ten opzichte van een (potentiële) klokkenluider stelt het ontwerpbesluit dat het de taak is van de Commissie om op verzoek informatie en advies te geven over mogelijke vervolgstappen.
De Afdeling wijst erop dat in eerdere stukken met betrekking tot de taak van het (toen beoogde) verwijspunt werd gesteld dat het verwijspunt de (potentiële) klokkenluider zou adviseren en ondersteunen ten aanzien van de door hem/haar te bewandelen weg.(zie noot 9) De formulering van deze taak kwam voort uit een verkenning onder gesprekspartners uit bedrijfsleven, overheid, integriteitsveld en wetenschap. Deze functie van het verwijspunt werd als volgt nader uitgelegd:
Het gaat in de eerste plaats om de ondersteuning van de (potentiële) klokkenluider. Met hem moet eerst worden bezien of er nog mogelijkheden zijn om de zaak intern, met de werkgever, te bespreken. Eventueel kan worden bemiddeld bij het inzetten van mediation. Het instituut kan de (potentiële) klokkenluider - vanzelfsprekend nadat intern alle mogelijkheden benut zijn - helpen de zaak "panklaar" aan te leveren bij de bevoegde instantie zoals OM, toezichthouder of inspectiedienst. Hiermee wordt bedoeld de zaak zo op een rij te helpen zetten dat de onderzoeksinstantie ermee uit de voeten kan.(zie noot 10)
De Afdeling merkt op dat in het ontwerpbesluit en de toelichting uitsluitend gesproken wordt van adviseren; de ondersteunende taak wordt hierin niet genoemd. In de toelichting staat weliswaar dat de Commissie adviseert hoe de kwestie gemeld moet worden, maar niet dat de klokkenluider ook ondersteuning kan krijgen bij het samenstellen van het dossier van de melding. Indien de taak van de Commissie jegens klokkenluiders alleen zou bestaan uit advisering, kan gerede twijfel bestaan over de effectiviteit - en daarmee de zinvolheid - van zo'n voorziening in het kader van het klokkenluiderbeleid. Voor dergelijke twijfel zou minder reden zijn indien de Commissie zich ook zou (mogen) richten op ondersteuning van (potentiële) klokkenluiders. Juist ook dergelijke ondersteuning kan in de ogen van de Afdeling bijdragen aan een effectieve verbetering van de positie van de klokkenluider. Dergelijke ondersteuning laat het uitgangspunt, genoemd in de toelichting, dat de Commissie geen onderzoeksinstituut moet worden onverlet: ook bij ondersteuning blijft de regie bij de klokkenluider.(zie noot 11)

De Afdeling adviseert in de toelichting uitdrukkelijk in te gaan op de reikwijdte van de taak van de Commissie waar het gaat om de ondersteuning van de klokkenluider bij het doen van een melding, en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.

4. Overige opmerkingen

a. Vertrouwelijkheid
In de toelichting wordt kort ingegaan op de verhouding van het voorstel tot de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).(zie noot 12) Anders dan daar wordt gesteld, komt het de Afdeling voor dat de Commissie zeker ook de beschikking zal (kunnen) krijgen over gegevens (zoals bedrijfsgegevens of namen van personen die betrokken zijn bij de gesignaleerde misstand) bij de openbaarmaking waarvan derden - bestuursorganen of privaatrechtelijke personen - belang zouden kunnen hebben. De Afdeling acht het van groot belang dat (potentiële) klokkenluiders er absoluut van verzekerd kunnen zijn dat gegevens die zij aan de Commissie verstrekken volstrekt vertrouwelijk blijven. Om dat te waarborgen, zou, op voet van artikel 1a Wob, kunnen worden bepaald dat de Commissie wordt uitgezonderd van toepassing van de Wob. De in de toelichting genoemde geheimhoudingsverplichting ex artikel 2:5 Awb staat immers aan de toepassing van de Wob als zodanig niet in de weg.
De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het ontwerpbesluit zo nodig aan te vullen.

b. Bescherming persoonsgegevens
De eerste volzin van het voorgestelde artikel 5 bevat een bepaling die gelijkluidend is aan artikel 8 onder a van de Wet bescherming persoonsgegevens. Alleen al bij gebreke van een artikelsgewijze toelichting, is niet duidelijk waarom de bedoelde volzin in artikel 5 is opgenomen.
De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit aan te passen.

c. Samenstelling Commissie
De leden van de Commissie worden benoemd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.(zie noot 13) In de toelichting wordt gesteld dat bij de samenstelling van de Commissie erop zal worden gelet dat de Commissie als geheel beschikt over deskundigheid op het gebied van de private en de publieke sector.(zie noot 14) Daarnaast dient de Commissie onafhankelijk, vertrouwenwekkend en gezaghebbend te zijn.
De Afdeling wijst hier op het Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie. In dit besluit wordt de Commissie Integriteit Overheid ingesteld en wordt geregeld dat de centrales van verenigingen van ambtenaren in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor benoeming te doen aan de Minister.(zie noot 15) In de toelichting op dit artikel wordt als reden hiervoor gegeven dat de leden van de Commissie Integriteit Overheid het vertrouwen moeten hebben van zowel werkgevers als werknemers.(zie noot 16)
De Afdeling meent dat deze redenering ook opgaat voor de thans voorgestelde Commissie. In de toelichting bij het ontwerpbesluit geeft de regering tevens aan dat voor het welslagen van het advies- en verwijspunt voldoende draagvlak aanwezig moet zijn bij de sociale partners.(zie noot 17) De Afdeling adviseert daarom in het ontwerpbesluit er in te voorzien dat de benoemingsprocedure waarborgt dat de leden van de Commissie, en daarmee de Commissie als geheel, kunnen rekenen op voldoende gezag en draagvlak. Zij adviseert het ontwerpbesluit aan te vullen met een daarop gerichte bepaling.

5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft bezwaar tegen de vorm van het ontwerpbesluit en geeft U in overweging niet aldus te besluiten.

De vice-president van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W04.11.0145/I met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft.

- Artikel 3, aanhef en onder a. 'een ander bedrijf of organisatie' vervangen door: een ander bedrijf of een andere organisatie.
- Artikel 3, aanhef en onder b.: de bijzin na 'patronen' is niet een beperkende bijzin; daarom de komma's om deze bijzin weghalen.
- Artikel 9 als volgt formuleren:
1. Onze Minister schorst en ontslaat de leden en plaatsvervangend leden van de Commissie.
2. Schorsing en ontslag vinden slechts plaats wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen. Ontslag vindt voorts plaats op eigen verzoek.



Nader rapport (reactie op het advies) van 23 september 2011

Naar aanleiding van het advies wordt het volgende opgemerkt.

1. Zelfstandige algemene maatregel van bestuur

a. Uitzonderlijke situatie?
De Afdeling merkt op dat het gebruik van de figuur van de zelfstandige algemene maatregel van bestuur in principe niet wenselijk is en beperkt moet blijven tot uitzonderlijke gevallen en bij wijze van tijdelijke voorziening. Vooropgesteld zij dat artikel 89 Grondwet de bevoegdheid tot het stellen van algemene maatregelen van
bestuur bij de Kroon legt. Artikel 89, tweede lid, Grondwet perkt deze bevoegdheid in ten aanzien van het stellen van voorschriften die door straffen worden gehandhaafd. Deze voorschriften worden uitsluitend krachtens wet gegeven. De aanwijzingen voor de regelgeving geven aan dat terughoudendheid moet worden betracht bij het vaststellen van voorschriften bij zelfstandige algemene maatregel van bestuur en beperkt zou moeten blijven tot – hetgeen de Afdeling ook noemt – uitzonderlijke situaties bij wijze van tijdelijke voorziening. Er is in dit geval er sprake is van een uitzonderlijke situatie. In de nota van toelichting is reeds de lange voorgeschiedenis van een regeling omtrent de problematiek rond de klokkenluiders beschreven. Een snelle totstandkoming van een onafhankelijke commissie is nu zeer gewenst, hierbij wordt gekozen voor de aanvaardbare weg van een overzichtelijke regeling bij algemene maatregel van bestuur, daar met wetgeving zeker nog enkele jaren gemoeid zou zijn. Een zodanige vertraging acht het kabinet niet aanvaardbaar.

Het advies van de Afdeling is opgevolgd door van de algemene maatregel van bestuur een tijdelijke voorziening te maken. Het besluit vervalt met ingang van 1 juli 2015. Voor die datum is gekozen, zodat de Commissie advies- en verwijspunt na twee jaar (eind 2013) geëvalueerd kan worden en de uitkomsten daarvan mee kunnen worden genomen in een op te stellen instellingswet, die dan voor of per 1 juli 2015 in werking kan treden. De tijdelijkheid van de regeling is tevens tot uitdrukking gebracht in de citeertitel. Tevens is artikel 5, tweede lid (de benoeming) aangepast naar aanleiding van deze tijdelijkheid.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling omtrent het geven van wettelijke voorschriften in relatie tot de grondslag van het besluit, merk ik op dat het geven van voorschriften omtrent de Commissie niet afdoet aan de bevoegdheid om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen. In onderhavig besluit kunnen betrokkenen zich vrijwillig en met de nodige waarborgen omgeven tot de Commissie wenden, en beschikt de Commissie niet over bevoegdheden die rechten van derden beperken dan wel voor derden verplichtingen in het leven roepen. Ik ben derhalve van mening dat de figuur van een zelfstandige algemene maatregel van bestuur voor onderhavige materie aanvaardbaar is. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is in de nota van toelichting de motivering voor de zelfstandige algemene maatregel van bestuur uitgebreid.

b. Strafbaarstelling
De Afdeling wijst erop dat indien beoogd wordt met artikel 4 de reikwijdte van de in artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen geheimhoudingsplicht uit te breiden, deze constructie, voor zover het de toepassing op de private sector betreft, in strijd is met artikel 89 van de Grondwet.
Met artikel 4 wordt niet beoogd de reikwijdte van de in artikel 2:5 Awb opgenomen geheimhoudingsplicht uit te breiden, maar deze te verduidelijken ten behoeve van (potentiële) klokkenluiders en bedrijven of organisaties. De Commissie is een bestuursorgaan in de zin van de Awb, hetgeen betekent dat de wettelijke norm van geheimhouding ex artikel 2:5 Awb van toepassing is op alle leden van de Commissie en haar medewerkers. Nu de beoogde verduidelijking blijkens het advies van de Afdeling tot misverstanden aanleiding blijkt te kunnen geven, kan artikel 4 vervallen, omdat reeds met artikel 2:5 Awb kan worden volstaan. De nota van toelichting is hierop aangepast. Ik stel overigens vast dat voor zover de kritiek van de Afdeling op de aard van de wettelijke voorschriften in dit besluit (zie punt 1) zich in het bijzonder richtte op deze strafbaarstelling en de daar door de Afdeling ten onrechte toegekende reikwijdte, deze kritiek daaraan thans is komen te vervallen.

2. De keuze voor een amvb
Op grond van artikel 162, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het Openbaar Ministerie inlichtingen omtrent strafbare feiten opvragen bij de Commissie. Het College van procureurs-generaal heeft echter aangegeven geen informatie te zullen opvragen bij de Commissie. De door het College van procureurs-generaal vastgestelde gedragscode biedt voldoende zekerheid voor de klokkenluider. Het College is van oordeel dat de leden van de Commissie hun werk in vertrouwelijkheid en onder geheimhouding behoren te kunnen doen. De werking van deze gedragscode zal onderdeel uitmaken van de evaluatie naar de werking van de Commissie die na twee jaar zal plaatsvinden.

3. De taken van de Commissie
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling om ondersteuning van de klokkenluider als taak van de Commissie aan te merken zijn artikel 3 van het ontwerpbesluit en de nota van toelichting aangepast. De Commissie zal op verzoek informatie en advies geven over en ondersteuning bieden bij mogelijke vervolgstappen. Deze taak ligt in het verlengde van de adviestaak van de Commissie en kleurt die taak verder in. De klokkenluider houdt hierbij te allen tijde de regie in zijn eigen zaak. De Commissie treedt niet op als juridisch procesvertegenwoordiger van de klokkenluider.

4. Overige opmerkingen

a. Vertrouwelijkheid
Het advies van de Afdeling wordt opgevolgd om de Commissie uit te zonderen van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het ontwerpbesluit voorziet thans in een wijziging van het Besluit bestuursorganen WNo en Wob en de nota van toelichting is hierop aangevuld.

b. Bescherming persoonsgegevens
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is de eerste volzin van artikel 5 geschrapt.

c. Samenstelling Commissie
De Afdeling stelt voor om organisaties van sociale partners in de gelegenheid te stellen voorstellen te doen voor benoeming, zoals bij de Commissie integriteit overheid waar de centrales van verenigingen van ambtenaren in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor benoeming te doen aan de Minister. Naast onafhankelijkheid, zijn gezag en draagvlak voor deze Commissie heel belangrijk. Voor het verkrijgen van gezag en draagvlak is een formele betrokkenheid van sociale partners in de benoemingsprocedure niet noodzakelijk maar wordt vooral bepaald door de kwalitatieve bezetting van de leden van de Commissie. Het gezag van de Commissie – en het vertrouwen dat daarmee gepaard gaat – is echter niet alleen het belang voor sociale partners maar ook voor hen die zich tot de Commissie willen wenden (de potentiële klokkenluiders) en niet in de laatste plaats juist voor het functioneren van de Commissie zelf. Naar aanleiding van het voorstel van de Afdeling in artikel 5, derde lid, is de betrokkenheid van de Commissie verduidelijkt. Het spreekt voor zich dat indien er tot 1 juli 2015 nieuwe benoemingen aan de orde zijn, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, alvorens hij tot benoeming over gaat, de zittende leden van de Commissie raadpleegt over het profiel van de functie en over eventuele kandidaten voor het (plaatsvervangend) lidmaatschap. Daarenboven zal hij zich er rekenschap van moeten geven dat geborgd is dat ook specifieke kundigheden, waaronder juridisch, met de personele samenstelling in de Commissie aanwezig zijn. Voor de eerste benoeming van de leden van de Commissie kan deze procedure niet worden gevolgd en zullen sociale partners uit de private en publieke sector worden gesondeerd.

5. De door de Afdeling gemaakte redactionele kanttekeningen zijn in het ontwerp-besluit verwerkt. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt de inwerkingtredingsbepaling van het besluit aan te passen. Het besluit zal op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt artikel 10 aan te passen, zodat er ook voor plaatsvervangende leden bij ministeriële regeling kan worden afgeweken van de deeltijdfactor. Bovendien zijn de artikelen 6 en 7 omgedraaid en is de nota van toelichting op enkele ondergeschikte redactionele punten aangepast.

Ik moge U hierbij, mede namens mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties



(1) Toelichting, paragraaf 10, Grondslag en verhouding tot andere wetgeving.
(2) Zie onder meer de adviezen van de Raad van State van 5 september 2002, met betrekking tot het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, het besluit van 4 december 1925 tot uitvoering van de artikelen 62 en 76 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Stb. 1925, 460) en het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek, Stcrt. 14 januari 2003, nr. 9 en 17 december 2007 met betrekking tot het ontwerp-Tijdelijk besluit brugbanen herbeoordeelden, Stcrt. 11 maart 2008, nr. 50. Zie voorts aanwijzingen 21 en 22 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
(3) Toelichting, paragraaf 1. Inleiding.
(4) Toelichting, paragraaf 6, Vertrouwelijkheid en geheimhouding, eerste alinea.
(5) Toelichting, paragraaf 6, Vertrouwelijkheid en geheimhouding, tweede alinea.
(6) Door middel van het voorgestelde artikel 4.
(7) Toelichting, paragraaf 6, Vertrouwelijkheid en geheimhouding, laatste alinea.
(8) Idem.
(9) Kamerstukken II 2009/10, 28 844, nr. 40.
(10) Kamerstukken II 2009/10, 28 844, nr. 40.
(11) Toelichting, paragraaf 5, Doel en taak van de Commissie.
(12) Toelichting, paragraaf 10.
(13) Artikel 6.
(14) Toelichting, paragraaf 7, Inrichting en samenstelling.
(15) Artikel 4, tweede lid, van bedoeld besluit.
(16) Toelichting bij artikel 3 van het Besluit van 3 februari 2006 tot instelling van de Commissie integriteit overheid.
(17) Toelichting, paragraaf 3, Voorgeschiedenis.



Gehele tekst ontwerpregeling met toelichting (pdf, 96 kB)