Ontwerpbesluit ter vaststelling van de onrechtmatigheid van de ontwerp Landverordening 80-20 regeling, met nota van toelichting.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit ter vaststelling van de onrechtmatigheid van de ontwerp Landverordening 80-20 regeling, met nota van toelichting.

Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

Bij Kabinetsmissive van 2 mei 2017, no.2017000642, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit ter vaststelling van de onrechtmatigheid van de ontwerp Landverordening 80-20 regeling, met nota van toelichting.

In de Staten van Curaçao is de Landsverordening 80-20 regeling aangenomen, die werkgevers ertoe verplicht ten minste tachtig procent van de arbeidsplaatsen te laten vervullen door lokale arbeidskrachten. De Gouverneur van Curaçao heeft de landsverordening niet vastgesteld, omdat zij die in strijd acht met het gelijkheidsbeginsel en met de belangen waarvan het waarborgen een aangelegenheid van het Koninkrijk is. De regering van het Koninkrijk heeft een ontwerp-Koninklijk besluit opgesteld, waarin het oordeel van de Gouverneur wordt bevestigd.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is van oordeel dat het ontwerpbesluit terecht het oordeel van de gouverneur bevestigt om de Landsverordening 80-20 regeling niet vast te stellen. Het ontwerpbesluit kan om die reden worden onderschreven.

1.Voorgeschiedenis
Op 14 september 2011 hebben de Staten een voorstel voor een Landsverordening 80-20 aan de regering voorgelegd ter vaststelling. Het voorstel houdt in dat alle werkgevers ten minste tachtig procent van de bezette arbeidsplaatsen moeten laten verrichten door lokale arbeidskrachten. (zie noot 1) Onder een lokale arbeidskracht wordt verstaan:
- een Nederlander die op Curaçao is geboren,
- het kind van een Nederlandse vader of moeder die op Curaçao is geboren,
- een Nederlander die op Aruba, Bonaire, Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten is geboren en vóór 10 oktober 2010 zijn verblijfplaats heeft in Curaçao,
- iemand die achttien jaar of ouder is, tenminste vijf jaar onafgebroken met de benodigde vergunning op Curaçao woont en voldoende is ingeburgerd. (zie noot 2)

Het voorstel bevat overgangsrecht: de werkgever moet binnen zes maanden na inwerkingtreding aan de landsverordening voldoen. (zie noot 3)

De Raad van Advies heeft op 11 mei 2011 advies uitgebracht over het voorstel. De Raad onderschreef het belang om de werkgelegenheid voor lokale arbeidskrachten te bevorderen, maar was van oordeel dat het voorstel ongelijke behandeling tot gevolg heeft. De noodzaak achtte hij onvoldoende onderbouwd. (zie noot 4)

Op 5 december 2016, heeft de minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn het voorstel ter vaststelling aangeboden aan de Gouverneur. De Gouverneur heeft de Koning op 7 december 2016 ervan in kennis gesteld dat zij de Landsverordening in strijd achtte met het gelijkheidsbeginsel en met de belangen waarvan het waarborgen een aangelegenheid van het Koninkrijk is. Zij was tot het oordeel gekomen dat gekozen was voor een instrument waartegen uit oogpunt van rechtsstatelijkheid en goed bestuur ernstige bezwaren bestaan. Dit noopte haar als Gouverneur van Curaçao in de hoedanigheid van orgaan van het Koninkrijk haar verantwoordelijkheid te nemen.

Vervolgens heeft de Koning op 2 mei 2017 bij de Afdeling advisering van de Raad van State aanhangig maakt een ontwerpbesluit houdende vaststelling van de onrechtmatigheid van de ontwerp-Landverordening 80-20 regeling.

2.Het uitzonderlijke karakter van het hoger toezicht
De Gouverneur kan in de hoedanigheid van orgaan van het Koninkrijk beslissen om een landsverordening niet vast te stellen, wanneer hij de verordening of het besluit in strijd acht met het Statuut, een internationale regeling, een rijkswet of een algemene maatregel van rijksbestuur, dan wel met belangen, waarvan de verzorging of waarborging aangelegenheid van het Koninkrijk is. Hij geeft hiervan terstond kennis aan de Koning als hoofd van de regering van het Koninkrijk. De Kroon beslist dan of de landsverordening terecht niet is vastgesteld. (zie noot 5)

Een dergelijk dwingend optreden door het Koninkrijk heeft een uitzonderlijk karakter en dient met grote terughoudendheid te geschieden. Immers, elk van de landen van het Koninkrijk draagt zorg voor de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur. Het Koninkrijk is slechts bevoegd om op te treden, indien in het land zelf geen redres van een ontoelaatbare toestand mogelijk zou blijken te zijn. (zie noot 6) Het gaat kortom om een ultimum remedium. (zie noot 7)

De Afdeling stelt vast dat de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn het voorstel op 5 december 2016 ter vaststelling heeft aangeboden aan de Gouverneur en dat de Gouverneur de Koning op 7 december 2016 - derhalve "terstond" - ervan in kennis heeft gesteld dat zij besloten had de landsverordening niet vast te stellen. Wel heeft zij in de periode daaraan voorafgaand de regering verschillende malen verzocht om de juridische problemen die zij onderkende in de 80-20 regeling te onderzoeken en om de landsorganen in de gelegenheid te stellen zelf die problemen te ondervangen. (zie noot 8) In die gevolgde procedure komt het karakter van de beslissing van de Gouverneur als ultimum remedium tot uitdrukking.

3.De rechtmatigheid van de Landverordening 80-20 regeling
In het ontwerpbesluit wordt overwogen dat de 80-20 regeling onderscheid maakt tussen lokale en niet-lokale arbeidskrachten en hiermee direct onderscheid maakt op grond van nationale afkomst en geboorte. Het ontwerpbesluit toetst vervolgens of voor dit onderscheid een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat. In dit verband overweegt het ontwerpbesluit dat het bevorderen van werkgelegenheid voor de lokale bevolking op zichzelf een legitiem doel is, maar dat het onderscheid tussen lokale en niet-lokale arbeidskrachten niet passend is en voorts dat zonder onderzoek naar de oorzaken van de knelpunten de geschiktheid van het middel niet kan worden beoordeeld.

De Afdeling onderschrijft deze overwegingen en is van oordeel dat het ontwerpbesluit alleen al op basis van deze toetsing aan de criteria van passendheid en geschiktheid tot de conclusie kan komen dat de Gouverneur de Landsverordening 80-20 regeling terecht niet heeft vastgesteld. De Afdeling adviseert dit oordeel mede tot uitdrukking te brengen in het enige artikel in het ontwerpbesluit, door aan het slot van dat artikel toe te voegen dat de Gouverneur de ontwerp-Landsverordening terecht niet heeft vastgesteld. (zie noot 9)

4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk


Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk betreffende no.W04.17.0107/I

- In het opschrift "Landverordening" wijzigen in: Landsverordening.


Nader rapport (reactie op het advies) van 7 augustus 2017

De Afdeling gaat expliciet in op het uitzonderlijke karakter van het hoger toezicht dat met grote terughoudendheid dient te geschieden; het wordt aangemerkt als een ultimum remedium. De Afdeling stelt vast dat de Gouverneur de Koning terstond in kennis heeft gesteld van het besluit nadat zij de regering verschillende malen heeft verzocht de door haar geconstateerde juridische bezwaren tegen de ontwerp landsverordening te repareren. In die gevolgde procedure komt het ultimum remedium karakter van de beslissing van de Gouverneur tot uitdrukking.

De Afdeling onderschrijft de overwegingen in het ontwerpbesluit dat het onderscheid tussen lokale en niet-lokale arbeidskrachten een legitiem doel dient, maar dat dit onderscheid niet passend is en dat zonder onderzoek naar de oorzaken van de knelpunten de geschiktheid van het middel ter bevordering van de werkgelegenheid voor de lokale bevolking, niet beoordeeld kan worden. De Afdeling oordeelt dat de Gouverneur de Landsverordening 80-20 regeling terecht niet heeft vastgesteld en adviseert dit oordeel mede tot uitdrukking te brengen in het enige artikel in het ontwerpbesluit, door aan het slot van dat artikel toe te voegen dat de Gouverneur de ontwerp-Landsverordening terecht niet heeft vastgesteld.

Het advies van de Afdeling is overgenomen.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties


(1) Artikel 2 van het voorstel.
(2) Artikel 1, onderdeel b, van het voorstel.
(3) Artikel 8 van het voorstel.
(4) Advies RvA no. RA/13-11-LV.
(5) Artikel 21 van het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao.
(6) Artikel 43, eerste en tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk.
(7) Advies van de Afdeling advisering van 3 april 2017 inzake het ontwerpbesluit houdende de overdracht van de bevoegdheden in het kader van de organisatie en de uitvoering van de verkiezingen van de Staten van Curaçao, bedoeld in het landsbesluit van 12 februari 2017, houdende de ontbinding van de Staten, Stcrt. 2017, nr. 20016.
(8) Kennisgeving van de Gouverneur aan de Koning, 7 december 2016, kenmerk LV 12/0011, blz. 3-4.
(9) Deze toevoeging sluit aan op de formulering in het enige artikel van het Koninklijk Besluit van 3 april 2017, Stb. 137.


Gehele tekst ontwerpregeling met toelichting (pdf, 143 kB)