Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (facilitering verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (facilitering verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten).

Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

Bij Kabinetsmissive van 17 februari 2017, no.2017000192, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (facilitering verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten), met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit sterkt ertoe uniforme regels in te voeren voor de verantwoordelijke voor verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten waar het gaat om de privacy van de betrokken kentekenhouders.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over een deel van het ontwerpbesluit die van dien aard zijn dat zij adviseert het besluit niet vast te stellen dan nadat daarmee rekening is gehouden. Indien de effectiviteit van de inzet van het middel van spitsmijdenprojecten, in het licht van de beperking van de duur van deze projecten die blijkens de parlementaire behandeling beoogd is, niet dragend kan worden gemotiveerd, kan sprake zijn van een ongerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van weggebruikers. In dat geval zou van de inzet van spitsmijdenprojecten moeten worden afgezien. Ook overigens maakt de Afdeling een aantal opmerkingen die voortvloeien uit de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het gaat daarbij om de gegevensverzameling tijdens vakantieperiodes, de definitie van voorbereidingshandelingen en het gebruik van verzamelde gegevens door toezichthouders en opsporingsambtenaren.

1. Inleiding; gebruik Automatic Number Plate Recognition (ANPR)
Artikel 14 Wegenverkeerswet 1994 maakt het mogelijk om een technisch hulpmiddel te gebruiken bij het verwerken van kentekengegevens van voertuigen op de weg, voor zover dat nodig is voor specifieke nader omschreven doelen. Het artikel is techniekonafhankelijk geformuleerd; er is gekozen voor een ruime reikwijdte door een brede definitie te geven van het begrip ‘technisch hulpmiddel’. In de toelichting bij het ontwerpbesluit wordt hierover opgemerkt dat deze gegevens tot nu toe worden verkregen uit camerabeelden met behulp van automatische kentekenherkenning (ANPR). ANPR is een techniek waarmee kentekens met behulp van camera’s automatisch worden gelezen, vastgelegd en bewaard. Het ontwerpbesluit geeft de regels ter bescherming van de privacy van betrokken weggebruikers bij gebruik van deze techniek. In de toelichting wordt in dat licht gewezen op artikel 10 van de Grondwet, dat ziet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en op de Wet bescherming persoonsgegevens.

Zoals de Afdeling eerder heeft opgemerkt over het gebruik van ANPR is ook artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) relevant. (zie noot 1) Ingevolge artikel 8, tweede lid, van het EVRM zijn inbreuken op het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer slechts gerechtvaardigd indien deze bij wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn. Bij deze noodzaak gaat het onder meer om de vraag of de desbetreffende maatregel als een doeltreffend en toereikend instrument kan worden gezien om het beoogde doel te bereiken. Daarnaast moet de maatregel proportioneel zijn, hetgeen betekent dat er een redelijke verhouding moet bestaan tussen de inmenging in het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer enerzijds en de noodzaak anderzijds.

In het licht van deze toets aan artikel 8 van het EVRM maakt de Afdeling de volgende opmerkingen.

2. Effectiviteit van spitsmijdenprojecten

a. Lengte spitsmijdenprojecten
In het ontwerpbesluit is geen maximering opgenomen van de duur van spitsmijdenprojecten. Het ontwerpbesluit is voorgehangen bij beide Kamers der Staten-Generaal. Dit heeft geleid tot een aantal vragen en antwoorden. (zie noot 2) Tevens is er door de Tweede Kamer met de Minister van Infrastructuur en Milieu een algemeen overleg gevoerd over het ontwerpbesluit. Naar aanleiding van dit algemeen overleg zijn enkele moties ingediend en aangenomen. Eén van die moties ziet op de lengte van spitsmijdenprojecten. De motie roept de regering op om de duur van deze projecten te maximeren tot een periode van drie maanden. De Tweede Kamer heeft deze motie op 5 juli 2016 aangenomen. (zie noot 3) De minister heeft toegezegd deze motie te zullen uitvoeren. (zie noot 4) Zoals gezegd is deze maximale termijn van drie maanden echter niet in het ontwerpbesluit opgenomen. Ook de toelichting bij het ontwerpbesluit gaat niet in op deze motie, noch op de gevolgen daarvan voor de effectiviteit van spitsmijdenprojecten.

De Afdeling merkt in dat licht het volgende op. De projecten die in het kader van de evaluatie mobiliteitsprojecten zijn onderzocht kenden een aanzienlijk langere looptijd. (zie noot 5) In de evaluatie concluderen de onderzoekers dat er voor gedragsverandering een ingroeiperiode bestaat van ongeveer vier maanden. (zie noot 6) De vraag die daarom rijst is of bij de door de Tweede Kamer verzochte maximering van drie maanden nog sprake kan zijn van spitsmijdenprojecten die kunnen leiden tot een gedragsverandering die kan bijdragen aan een verbetering van de verkeersdoorstroming. Het is niet wenselijk om spitsmijdenprojecten te starten waarvan op voorhand al met enige zekerheid gesteld kan worden dat deze niet bijdragen aan de effectiviteit op langere termijn van de aanpak van de fileproblematiek. Deze vraag is tevens relevant in het licht van de onder punt 1 genoemde toets aan artikel 8 EVRM, omdat een inbreuk alleen gerechtvaardigd kan zijn als er sprake is van een doeltreffend en toereikend instrument. Indien de effectiviteit niet aangetoond kan worden wanneer spitsmijdenprojecten slechts drie maanden mogen duren, kan daarom sprake zijn van een ongerechtvaardigde inbreuk op het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Indien niet dragend kan worden gemotiveerd dat spitsmijdenprojecten met een maximale duur van drie maanden effectief kunnen zijn adviseert de Afdeling van de inzet van spitsmijdenprojecten af te zien, dan wel een langere looptijd te voorzien. In alle gevallen adviseert de Afdeling de maximale termijn in het ontwerpbesluit op te nemen.

b. Vergoeding deelnemers
Uit de evaluaties van de gehouden spitsmijdenprojecten volgt dat de vergoeding die deelnemers ontvangen, veel invloed heeft op de vraag of deelnemers hun gedrag aanpassen en daarmee op de effectiviteit van de projecten. (zie noot 7) De Afdeling onderkent dat het aan degene is die het spitsmijdenproject organiseert, om de hoogte van de vergoeding te bepalen. Desondanks is het wenselijk dat in de toelichting aangegeven wordt aan welke bandbreedte gedacht wordt als het gaat om de hoogte van de vergoeding. Uitsluitend als gebruik wordt gemaakt van een vergoeding die effectief kan zijn in het bewerkstellingen van de beoogde gedragsverandering, kan het nut van spitsmijdenprojecten ten opzichte van andere manieren om betere doorstroming van het hoofdwegennet te bewerkstellingen op een goede manier worden afgewogen.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

3. Uitsluiten vakanties
In het licht van de bescherming van privacy en het beginsel van dataminimalisatie bepaalt het ontwerpbesluit maximale periodes waarbinnen kentekenhouders uitgenodigd moeten worden tot deelname aan het onderzoek dan wel aan het project. (zie noot 8) Deze perioden zorgen ervoor dat niet onnodig lang gegevens worden verzameld en opgeslagen van kentekenhouders die hieraan niet willen meewerken. Deze termijnen mogen op grond van het ontwerpbesluit worden verlengd indien zij vallen binnen schoolvakanties. (zie noot 9) Naar aanleiding van een opmerking van de Autoriteit Persoonsgegevens over dit onderdeel van het ontwerpbesluit stelt de toelichting dat het uitgangspunt is dat verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten zoveel mogelijk buiten de schoolvakanties plaatsvinden. (zie noot 10)

Zoals de regering onderkent is het niet nuttig om in schoolvakanties van de regio waarin de kentekenregistratie plaatsvindt verkeersonderzoeken dan wel spitsmijdenprojecten te starten, omdat kentekenhouders in deze periode in veel mindere mate op een uitnodiging tot deelname reageren. Daarnaast is informatie over reisgedrag die in die periode wordt verzameld niet representatief. (zie noot 11) Om die reden is eerder aangegeven dat de data die in vakantieperiodes worden verzameld niet worden opgeslagen, mede uit het oogpunt van dataminimalisatie, ook niet bij verlenging van de bewaartermijn. (zie noot 12) Deze beperking is echter niet in het ontwerpbesluit opgenomen. De Afdeling merkt hierover het volgende op.

a. Verlenging bewaartermijn gedurende vakanties
Gelet op het hierboven genoemde streven van de regering naar dataminimalisatie is het met name waar het gaat om langere vakanties, wenselijk om te voorkomen dat de maximale termijnen uit het ontwerpbesluit verlengd moeten worden. De Afdeling denkt hierbij in het bijzonder aan de zomervakantie van zes weken en de kerstvakantie van twee weken. Om die reden zou in het ontwerpbesluit moeten worden bepaald dat verkeersonderzoeken of spitsmijdenprojecten zodanig gepland worden dat deze niet (gedeeltelijk) binnen die vakanties voor de betreffende regio vallen. De hierboven genoemde passage in de toelichting biedt in dat opzicht onvoldoende garanties tegen een onnodige verlenging van de bewaartermijnen.

De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit in het licht van het bovenstaande aan te passen.

b. Verzamelen en opslaan gegevens gedurende vakanties
Nu het blijkbaar niet de intentie is om tijdens schoolvakanties gegevens te verzamelen en op te slaan, (zie noot 13) is het wenselijk dat dit expliciet in het ontwerpbesluit wordt vastgelegd.

De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit in het licht van het bovenstaande aan te passen.

4. Afbakening voorbereidingshandelingen
Het voorgestelde artikel 44, vierde lid, beoogt gevallen waarin de verwerking van kentekengegevens met behulp van een technisch hulpmiddel ten behoeve van een spitsmijdenproject is toegestaan te beperken. De onder c geformuleerde grond, het voorbereiden van de op grond van onderdeel a of onderdeel b toegestane werkzaamheden, is echter zeer ruim. Dit is ook onderkend in de parlementaire behandeling van de motie die heeft geleid tot de opname van artikel 44, vierde lid, in het ontwerpbesluit. (zie noot 14) In dat licht is het opmerkelijk dat in de toelichting bij dit artikel geen enkel inzicht wordt gegeven in welke handelingen moeten worden gerekend tot voorbereiding, als bedoeld onder c. Dit zou kunnen betekenen dat ook de enkele meting of er noodzaak is voor groot onderhoud (zie noot 15) of aanleg of uitbreiding van infrastructuur (zie noot 16), zou kunnen worden aangemerkt als voorbereidingshandeling. (zie noot 17) Een dergelijke ruime uitleg van de term voorbereidingshandelingen maakt het dan in vrijwel alle gevallen mogelijk om technische hulpmiddelen in te zetten voor het verwerken van kentekengegevens. Dit strookt niet met de uit artikel 8 EVRM voortvloeiende noodzakelijke beperking van de inzet van ANPR en daarmee de bescherming van de privacy van de weggebruikers, zoals ook met de motie beoogd. Daarom is het aangewezen dat zoveel mogelijk duidelijkheid wordt geboden over de gevallen waarin deze inzet wel en niet is toegestaan.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.

5. Gebruik gegevens door toezichthouders en opsporingsinstanties
De toelichting merkt op dat bij wet aangewezen toezichthouders en opsporingsinstanties volgens reeds bestaande regels en procedures persoonsgegevens kunnen opvragen. De Afdeling onderkent dat deze regels en procedures niet in het ontwerpbesluit zijn opgenomen, maar voortvloeien uit bestaande regelgeving. Wel wijst de Afdeling erop dat in de voorgestelde wijziging van het Wetboek van Strafvordering die ziet op het verzamelen en bewaren van ANPR gegevens door de politie de termijn hiervoor is gelimiteerd tot vier weken. (zie noot 18) Op grond van het ontwerpbesluit kunnen ANPR gegevens in het kader van spitsmijdenprojecten gedurende een termijn van 12 en mogelijk zelfs 18 weken (zie punt 3) worden verzameld en bewaard. Dit betekent dat het ontwerpbesluit leidt tot een aanzienlijke verruiming voor toezichthouders en opsporingsinstanties waar het gaat om de toegang tot ANPR gegevens die zonder toestemming van de weggebruikers zijn verzameld, buiten de context van een strafbaar feit. De passage in de toelichting over d toegang tot deze gegevens is in dat licht te summier, hierbij zou duidelijker moeten worden aangegeven in welke gevallen en op welke wijze opsporingsinstanties en toezichthouders toegang krijgen tot deze gegevens en op welke wijze de wettelijke waarborgen in die gevallen vorm krijgen.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State


Nader rapport (reactie op het advies) van 23 augustus 2017

1. Inleiding: gebruik Automatic Number Plate Recognition (ANPR)
De opmerkingen onder dit kopje geven geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbesluit of de nota van toelichting.

2. Effectiviteit van spitsmijdenprojecten
In het licht van de toets aan artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) maakt de Afdeling een aantal opmerkingen.

a. Lengte spitsmijdenprojecten
De Afdeling stelt vast dat de duur van spitsmijdenprojecten in het ontwerpbesluit niet gemaximeerd is. Met dit ontwerpbesluit is geen (uitputtende) regeling voor de inrichting van verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten beoogd, maar een eenduidigere en duidelijkere regeling van de privacyaspecten in het kader van het gebruik van ANPR voor verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten. Om die reden is daarin geen maximering opgenomen van de duur van spitsmijdenprojecten. De inrichting van verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten wordt bepaald door de specifieke omstandigheden. Er zijn echter wel stappen die doorlopen moeten worden in de ontwikkeling van verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten. In mijn antwoord op de vragen van het schriftelijke overleg heb ik ontwikkeling van een verkeersonderzoek waarbij een technisch hulpmiddel wordt gebruikt en van spitsmijdenprojecten stapsgewijs aangegeven (Kamerstukken II, 2015/16, 29 398, nr. 506, p. 7 e.v.).

Naar het oordeel van de Afdeling wordt met de aangenomen motie van leden Hoogland en Visser (Kamerstukken II, 2015/16, 29 398, nr. 519) een beperking van de duur van spitsmijdenprojecten beoogd, waardoor het inzetten van het spitsmijdeninstrument niet effectief zou kunnen zijn in verband met de ingroeiperiode voor gedragsverandering van ongeveer vier maanden. Deze uitleg van de motie deel ik niet. Uit de tekst van motie blijkt dat de indieners de duur van de beloning van deelnemers in geld beperkt willen zien: ‘verzoekt de regering, het rechtstreeks uitkeren van geld aan automobilisten in ruil voor het mijden van de spits te maximeren tot een periode van drie maanden’. De motie zegt niets over de duur van de spitsmijdenprojecten als zodanig. Ook uit de overwegingen die aanleiding gaven tot de motie blijkt dat het om de financiële prikkels gaat: deze zouden onvoldoende specifiek, moeilijk handhaafbaar en fraudegevoelig zijn. Dat de beloning in geld van beperkte duur moet zijn, neemt niet weg dat er alternatieve prikkels kunnen worden gebruikt. Hierbij kan worden gedacht aan spaarsysteem van spitsmijdpunten of het aanbieden van alternatief vervoer. Deze alternatieve prikkels worden al met succes ingezet in het kader van spitsmijdenprojecten. Daarnaast blijkt uit het eindrapport Meta-evaluatie spitsmijdenprojecten (januari 2017, MuConsult, blz. 8 en 66) dat de ingroeiperiode van de tweede generatie projecten korter is geworden (drie tot vier maanden in plaats van drie tot vijf maanden uit het rapport van 2013). Omdat de motie van leden Hoogland en Visser niet tot aanpassing van het ontwerpbesluit heeft geleid, ben ik daar niet op ingegaan in de nota van toelichting.

Aangezien het ontwerpbesluit de lengte van spitsmijdenprojecten niet begrenst en de uitvoering van de motie van leden Hoogland en Visser ook niet daartoe noopt, heeft het ontwerpbesluit geen negatieve effecten voor de effectiviteit van spitsmijdenprojecten, zoals door de Afdeling gevreesd. De noodzaak van de spitsmijdenprojecten is in de toelichting op het ontwerpbesluit uitgelegd. De doeltreffendheid van de spitsmijdenprojecten is uit de proeven van het Programma Anders Betalen voor Mobiliteit van het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat gebleken. Ook hierop ben ik ingegaan in de toelichting op het ontwerpbesluit. Door de privacy van de kentekenhouders op een duidelijkere en uniforme manier te regelen, worden alleen de voor de projecten strikt noodzakelijke gegevens verwerkt. Deze gegevens worden niet langer dan noodzakelijk bewaard. Daarmee bestaat er een redelijke verhouding tussen de inmenging in de persoonlijke levenssfeer en de noodzaak. Het ontwerpbesluit kan daarom de toets aan artikel 8 EVRM doorstaan.

b. Vergoeding deelnemers
Ik heb het advies van de Afdeling om in de toelichting aan te geven aan welke bandbreedte gedacht wordt als het gaat over de hoogte van de vergoeding niet overgenomen.

Zoals hiervoor is uiteengezet, is het ontwerpbesluit niet bedoeld om de inrichting van spitsmijdenprojecten, waaronder de (financiële) prikkels, te reguleren, maar alleen (de privacyaspecten van) het gebruik van het technische hulpmiddel ANPR bij verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten uniformer en duidelijker te borgen.

Daarnaast is het ook niet mogelijk om op zinvolle wijze een bandbreedte voor de vergoedingen aan te geven. De financiële beloning is slechts één van de prikkels die deel kunnen uitmaken van een spitsmijdenproject. De effectiviteit van de financiële prikkel en daarmee ook de juiste hoogte van de vergoeding aan de deelnemers kan alleen in het kader van een concreet project worden beoordeeld.

3. Uitsluiten vakanties
De passage waar de Afdeling naar verwijst heeft geen betrekking op verkeersonderzoeken maar alleen op spitsmijdenprojecten. Dit onderscheid is belangrijk omdat het voor het doel van een verkeersonderzoek belangrijk kan zijn om juist tijdens de vakantieperiode kentekengegevens te verzamelen.

a. Verlenging bewaartermijn gedurende vakanties
Ik heb het advies van de Afdeling niet overgenomen. De periodes van schoolvakanties kunnen niet geheel en altijd worden vermeden voor het uitvoeren van verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten. Ik heb de nota van toelichting aangevuld met de reden waarom het vermijden van schoolvakanties een uitgangspunt is en niet een regel.

Verkeersonderzoeken
Verkeersonderzoeken kennen een grote variatie en geen beperking tot tijdsperiodes. Sommige verkeersonderzoeken vinden juist plaats in de schoolvakantieperiodes. Dit gebeurt om inzicht te krijgen in de verkeersstromen, reismotieven en ritfrequenties specifiek tijdens die periodes. De keuze van de periode waarin een verkeersonderzoek wordt verricht is afhankelijk van het doel van het onderzoek. Het is daarom onwenselijk om een verbod op het uitvoeren van verkeersonderzoeken in de vakantieperiodes in het ontwerpbesluit op te nemen.

Spitsmijdenprojecten
De planning van spitsmijdenprojecten is als gevolg van de motie van lid Visser afhankelijk van de planning van grootschalige werkzaamheden bedoeld in artikel 44, vierde lid, van het ontwerpbesluit. De planning van die werkzaamheden is bepalend voor de inzet van spitsmijdenprojecten. De vakantieperiodes worden veelal benut voor de uitvoering van grootschalige werkzaamheden omdat het in die periodes al rustiger is op de weg. De werkzaamheden hebben in die periode minder impact op de maatschappij. Als de werkzaamheden doorlopen na de vakantieperiodes dan ontstaat er vaak verkeershinder. Spitsmijdenprojecten zijn juist beoogd om het verkeershinder in die grote piekperiodes te bestrijden. Omdat deze verkeershinder juist direct na afloop van schoolvakanties optreedt, is het nodig om een objectieve nulmeting te doen vóór de start van een schoolvakantie waarin de werkzaamheden aanvangen. Het spitsmijdenproject moet al zijn voorbereid en opgestart voor de periode waarin de verkeershinder zijn piek bereikt.

b. Verzamelen en opslaan gegevens gedurende vakanties
Zoals ik hiervoor heb opgemerkt, is het niet mogelijk om het verwerken van gegevens tijdens alle schoolvakanties voor verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten uit te sluiten.

Voor wat betreft de spitsmijdenprojecten heb ik het ontwerpbesluit en de nota van toelichting aangepast om het registreren van gegevens tijdens de (lange) zomervakanties uit te sluiten.

4. Afbakening voorbereidingshandelingen
De Afdeling merkt terecht op dat het begrip voorbereidingshandelingen ten behoeve van groot onderhoud of uitbreiding van infrastructuur te ruim was geformuleerd. Ik heb het ontwerpbesluit en de nota van toelichting op dit punt aangepast.

5. Gebruik gegevens door toezichthouders en opsporingsinstanties
In de nota van toelichting heb ik de passage over de toegang tot ANPR-gegevens voor toezichthouders en opsporingsinstanties uitgebreid conform het advies van de Afdeling.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU


(1) Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 23 maart 2012 over het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie, Kamerstukken II 2012/13, 33 542, nr. 4, blz. 3-4.
(2) Kamerstukken I 2015/16, 29 398, L en Kamerstukken II 2015/16, 29 398, nr. 506.
(3) Kamerstukken II 2015/16, 29 398, nr. 519 en Handelingen II 5 juli 2016, 104-32-1.
(4) Kamerstukken II 2016/17, 29 398, nr. 538.
(5) Eindevaluatie Mobiliteitsprojecten, 2 november 2013, MuConsult, blz. 2. Deze projecten hadden beloningsweken die varieerden tussen de 35 en 128.
(6) Eindevaluatie Mobiliteitsprojecten, 2 november 2013, MuConsult, blz. 51.
(7) Eindevaluatie Mobiliteitsprojecten, 2 november 2013, MuConsult, blz. 19.
(8) Voorgesteld artikel 45, eerste lid.
(9) Voorgesteld artikel 45, tweede lid.
(10) Toelichting, artikelsgewijs, Artikel I, onderdeel B.
(11) Kamerstukken II 2015/16, 29 398, nr. 506, blz. 16.
(12) Kamerstukken II 2015/16, 29 398, nr. 506, blz. 16.
(13) Kamerstukken II 2015/16, 29 398, nr. 506, blz. 16.
(14) Handelingen II 5 juli 2016, 104-32-4.
(15) Zoals bedoeld in artikel 44, vierde lid, onder a.
(16) Zoals bedoeld in artikel 44, vierde lid, onder b.
(17) Zoals bedoeld in artikel 44, vierde lid, onder c.
(18) Zie voorgesteld artikel 126jj, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, opgenomen in Artikel I van het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie (Kamerstukken I 2016/17, 33 542, A).


Gehele tekst ontwerpregeling met toelichting (pdf, 314 kB)