Ontwerpbesluit tot verwerking persoonsgegevens bij selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag, met nota van toelichting.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit tot verwerking persoonsgegevens bij selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag, met nota van toelichting.

Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

Bij Kabinetsmissive van 8 september 2016, no.2016001536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot verwerking persoonsgegevens bij selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit regelt een aantal procedurele voorschriften over de gegevensverwerking (onder meer het verstrekken, vastleggen, beveiligen, bewaren, vernietigen en de inzage) van de persoonsgegevens in het kader van de aanvraag van een huisvestingsvergunning voor complexen, straten of gebieden waar selectieve woningtoewijzing plaatsvindt ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het ontwerpbesluit die van dien aard zijn dat zij adviseert het besluit niet vast te stellen dan nadat daarmee rekening is gehouden. Het verstrekken aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) en gemachtigden van de woonverklaring, waarin ondermeer gedragingen ontleend aan politiegegevens zijn opgenomen, vormt een ongerechtvaardigde inbreuk op het privéleven van de woningzoekende en dient daarom te worden heroverwogen. Gekozen kan worden voor het openstellen van bezwaar en beroep tegen de woonverklaring, dan wel voor het afschaffen van de mogelijkheid aan private partijen mandaat te verlenen van de bevoegdheid om op een aanvraag om een huisvestingsvergunning te beslissen op basis van een screening op basis van politiegegevens. Voorts adviseert de Afdeling de extra verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de evaluatie nader te bezien.

1. Inleiding
Met de recent tot wet verheven wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) in verband met de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag heeft het college de mogelijkheid gekregen om een huisvestingsvergunning te weigeren op basis van een onderzoek naar relevante politiegegevens. (zie noot 1) In door de Minister aangewezen complexen, straten of gebieden zal in beginsel geen huisvestingsvergunning worden verleend, indien op grond van de woonverklaring, bedoeld in artikel 10b van de Wbmgp, blijkt dat er een gegrond vermoeden is dat de huisvesting van de woningzoekende zal leiden tot een toename van overlast of criminaliteit in dat complex, die straat of dat gebied. (zie noot 2) De bevoegdheid van het college tot het verlenen van een huisvestingsvergunning (zie noot 3) kan op grond van de wet worden gemandateerd aan eigenaren of beheerders van woonruimtes, voor zover het deze woonruimte betreft. (zie noot 4)

In het geval het besluit op een aanvraag van een huisvestingsvergunning gebaseerd is op een beoordeling van politiegegevens speelt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een belangrijke rol. De regering achtte het onwenselijk dat de politiegegevens terecht zouden komen bij gemandateerden die vervolgens de beoordeling van politiegegevens zouden uitvoeren:

"Het gaat hier om privacygevoelige persoonsgegevens die niet in handen van private partijen (woningcorporaties of particuliere verhuurders) mogen komen. Dit zou allereerst een zware inbreuk zijn op de persoonlijke levenssfeer. Daarnaast strookt dit niet met het doel van de Wpg en is er evenmin een andere wettelijke grondslag op basis waarvan deze verstrekking mogelijk is. Ten slotte dient het beoordelen van deze gegevens te gebeuren door een onafhankelijke instantie en niet door de verhuurder die rechtstreeks belanghebbende is." (zie noot 5)

Daarom werd in artikel 10c van het oorspronkelijke wetsvoorstel uitgewerkt dat in geval van mandaatverlening, de woningzoekende eerst een aanvraag tot een woonverklaring zou moeten indienen bij het college. (zie noot 6) Vervolgens zou het college het onderzoek naar de politiegegevens uitvoeren en op grond daarvan al dan niet een woonverklaring aan de woningzoekende verstrekken. In deze verklaring zou geen duiding van gedragingen of politiegegevens worden opgenomen. Met deze woonverklaring kon de woningzoekende zich vervolgens wenden tot de gemandateerde voor de aanvraag van de huisvestingsvergunning. (zie noot 7) Op deze wijze werd voorkomen dat de gemandateerde toegang kreeg tot de politiegegevens, of deze zelfs moest beoordelen.

Een belangrijk onderdeel van het oorspronkelijke voorstel was dat tegen de woonverklaring als separaat besluit rechtsbescherming openstond. Indien het college voornemens was de woonverklaring te weigeren op grond van het onderzoek van de door de politie verstrekte gegevens, moest de betrokkene eerst worden gehoord door het college. (zie noot 8) Daaropvolgend kon bij het college tegen de woonverklaring bezwaar worden ingesteld. Daarna stond beroep op de rechter open.

Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is een amendement aangenomen dat er mede toe heeft geleid dat het bovenstaande systeem is gewijzigd. (zie noot 9) De woonverklaring wordt in het gewijzigde voorstel niet meer afgegeven door het college van B en W maar door de burgemeester. In het geval een onderzoek naar politiegegevens vereist is, stelt het college de burgemeester in kennis van de aanvraag van de huisvestingsvergunning. (zie noot 10)

Deze systematiek wordt uitgewerkt in het thans voorliggende ontwerp-besluit. Daaruit volgt dat de burgemeester, op basis van de relevante door de politiechef verstrekte gegevens, een woonverklaring opstelt, waarin wordt opgenomen of er gronden zijn om de huisvestingsvergunning te weigeren of hieraan voorschriften te verbinden. Indien dit het geval is, bevat de woonverklaring onder meer de gedragingen waarop het oordeel in de woonverklaring is gebaseerd. (zie noot 11) De woonverklaring wordt verstrekt aan het college of aan de gemandateerde. (zie noot 12) Op basis van de inhoud van de woonverklaring dient het college of de mandataris een besluit te nemen aangaande de aanvraag van de huisvestingsvergunning. (zie noot 13) Het besluit tot het al dan niet verlenen van de huisvestingsvergunning is appellabel; tegen de woonverklaring kan - anders dan in het oorspronkelijke voorstel - geen bezwaar of beroep worden ingesteld. (zie noot 14)

2. Bescherming van het privéleven van de woningzoekende
Het verstrekken van door de politie verstrekte gegevens aan derden, zoals woningcorporaties en particuliere verhuurders kan een schending opleveren van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) omdat hiermee een inbreuk wordt gemaakt op het privéleven van woningzoekenden. Een dergelijk inbreuk kan slechts gerechtvaardigd worden indien sprake is van een legitiem doel, een dwingende maatschappelijke noodzaak voor de inbreuk en indien de inbreuk proportioneel is aan het na te leven doel. De toetsing aan deze eisen is te meer van belang vanwege de gevoelige aard van de in het geding zijnde persoonsgegevens.

De Afdeling maakt in het licht van artikel 8 EVRM over de verstrekking van door de politie verstrekte gegevens aan derden de volgende opmerkingen.

a. Bezwaar en beroep
Zoals hiervoor vermeld kan bij het college bezwaar worden ingesteld tegen het besluit omtrent het al dan niet verlenen van de huisvestingsvergunning. De woonverklaring van de burgemeester daarentegen is geen besluit; bezwaar en beroep staan hiertegen derhalve niet open. Wel stelt de burgemeester de aanvrager van de woonverklaring (zie noot 15) in de gelegenheid te worden gehoord indien de burgemeester op grond van de beoordeling van de politiegegevens voornemens is een negatieve woonverklaring af te geven, of indien in de woonverklaring vermeldt wordt dat aan de huisvestingsvergunning voorschriften verbonden zouden moeten worden. (zie noot 16)

Daarmee is de woonverklaring een handeling ter voorbereiding van het besluit op de aanvraag van een huisvestingsvergunning en geen appellabel besluit. Indien mandaat is verleend om op de aanvraag te beslissen zal de mandataris derhalve niet alleen moeten beschikken over de woonverklaring, maar ook over de daaraan ten grondslag liggende politiegegevens en afwegingen ten aanzien van de daarin vervatte gedragingen. (zie noot 17) In dit geval komen deze gegevens en afwegingen niet alleen in handen van de burgemeester, maar ook in bredere kring, te weten het college en in geval van mandaat tot afgifte van de huisvestingsvergunning, ook de gemandateerde.

Het aanmerken van de woonverklaring als een appellabel besluit zou dit probleem kunnen adresseren. In dat geval kan volstaan worden met verstrekking van de onherroepelijk geworden woonverklaring aan de gemandateerde, zonder de politiegegevens en gemaakte afwegingen. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was dit, zoals hiervoor werd aangegeven, ook het geval. Daarin was de woonverklaring aangemerkt als besluit in de zin van de Awb. (zie noot 18) Ook in de consultatieversie van het ontwerpbesluit was dit het geval. Uit de toelichting blijkt dat deze mogelijkheid van bezwaar en beroep geschrapt is omdat de gemeente Rotterdam vreesde dat langere procedures zouden zorgen voor klachten bij eigenaren en verhuurders vanwege mogelijke inkomstenderving. (zie noot 19)

De Afdeling wijst erop dat gelet op de inbreuk die gemaakt wordt op het privéleven van de woningzoekende met de verstrekking van politiegegevens, de kring van personen die hiervan kennis kan nemen zo beperkt mogelijk moet zijn. (zie noot 20). De Afdeling stelt vast dat in de nieuwe systematiek - in het bijzonder ook door het schrappen van de mogelijkheid van bezwaar en beroep tegen de woonverklaring - dit doel in onvoldoende mate wordt bereikt.

b. Mandatering
Het feit dat de woonverklaring zoals is opgenomen in het ontwerpbesluit van een andere aard is dan de woonverklaring opgenomen in het voorstel zoals het oorspronkelijk is ingediend bij de Tweede Kamer heeft met name gevolgen in geval er sprake is van mandaatverlening. In de nieuwe systematiek is de aparte procedure voor de indiening tot een woonverklaring in geval van mandaatverlening - met inbegrip van de mogelijkheid van bezwaar en beroep tegen de woonverklaring - geschrapt. Dit brengt met zich dat in het nu voorgestelde stelsel de woonverklaring, met daarin de duiding van de gedragingen zoals deze worden aangeduid in de politiegegevens, in geval van mandaat wordt verstrekt aan private partijen, zoals woningcorporaties en private verhuurders. (zie noot 21) Zoals blijkt uit het hierboven aangehaalde citaat uit de toelichting, was dit uitdrukkelijk niet de bedoeling van het wetsvoorstel. In de toelichting bij het ontwerpbesluit wordt hieraan echter geen aandacht besteed.

De Afdeling wijst er op dat voor de uitoefening van het mandaat het niet noodzakelijk is dat gemandateerden over door de politie verstrekte gegevens beschikken: het bij de Tweede Kamer ingediende voorstel laat zien dat mogelijkheden bestaan om gemandateerden hun bevoegdheid te laten uitoefenen zonder dat zij over die gegevens. Indien de regering geen afzonderlijk bezwaar en beroep wil openstellen tegen de woonverklaring (zie hiervoor onder a) is een andere optie om de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te beperken dat de mogelijkheid tot mandaatverlening in de Huisvestingswet wordt uitgesloten in geval een onderzoek op basis van politiegegevens, als bedoeld in artikel 5, derde lid, onder b, van de Wbmgp, is vereist.

De Afdeling is zich ervan bewust dat mandaatverlening leidt tot minder lasten voor gemeenten bij het verlenen van huisvestingsvergunningen. Echter, in het geval van screening op basis van politiegegevens levert mandaat slecht een zeer beperkte lastenvermindering op, omdat in die procedure de burgemeester en het college in alle gevallen betrokken zijn. Nu de in de wet en in het ontwerpbesluit neergelegde regeling gelet op het feit dat er minder ingrijpende alternatieven voorhanden zijn een grotere inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van woningzoekenden met zich brengt dan nodig is en hierdoor gevoelige persoonsgegevens aan private partijen worden verstrekt, is sprake van een ongerechtvaardigde inbreuk in de zin van artikel 8 EVRM omdat niet voldaan is aan het daarin neergelegde noodzakelijkheidsvereiste.

c. Conclusie
Het onderhavige ontwerpbesluit en het door de Staten-Generaal aangenomen gewijzigd voorstel van wet leiden ertoe dat een ongerechtvaardigde inbreuk wordt gemaakt op het privéleven van woningzoekenden. Dit hangt samen met het feit dat door het uitsluiten van bezwaar en beroep tegen de woonverklaring deze woonverklaring een duiding moet bevatten van de gedragingen die relevant zijn voor de beoordeling van de huisvestingsvergunning. Daarmee komen deze gegevens ter beschikking van meer partijen dan strikt noodzakelijk. Met name het feit dat deze gegevens ook via de mandaatconstructie in handen komen van private partijen leidt tot een schending van artikel 8 EVRM.

Er zijn twee mogelijkheden om te voorkomen dat verstrekking van deze gevoelige gegevens aan private partijen plaatsvindt. Enerzijds kan ervoor worden gekozen om bezwaar en beroep open te stellen tegen de woonverklaring. In dat geval hoeft de woonverklaring zelf niet de politiegegevens en de duiding te bevatten van de gedragingen die daaraan ten grondslag liggen. Indien dit, gelet op de eerder genoemde procedurele bezwaren niet wenselijk wordt geacht, zal de mogelijkheid tot het verlenen van mandaat voor het afgeven van de huisvestingsvergunning moeten worden uitgesloten in het geval een onderzoek op basis van politiegegevens als bedoeld in artikel 5, derde lid, onder b, van de Wbmgp, plaatsvindt. In dat geval adviseert de Afdeling om artikel 19 van de Huisvestingswet in die zin aan te passen.

3. Gegevensverwerking ten behoeve van evaluatie
In het ontwerpbesluit worden regels gegeven over het bewaren van gegevens ten behoeve van de evaluatie van de wet. De toelichting stelt dat het niet voldoende is om geanonimiseerde gegevens te bewaren, maar dat deze op naam moeten worden bewaard. (zie noot 22) Dit is nodig om te kunnen onderzoeken of de woningzoekenden aan wie geen huisvestingsvergunning is verleend, elders in de regio wel woonruimte hebben kunnen vinden en of er geen sprake is van een waterbedeffect. Om die reden zouden geanonimiseerde gegevens niet toereikend zijn. De toelichting stelt daarnaast dat, om te evalueren of het gebruik van politiegegevens effectief is ten opzichte van het gebruik van een VOG, zal worden onderzocht of personen waarover de burgemeester op grond van de politiegegevens een negatieve woonverklaring heeft afgegeven, ook geen VOG hadden kunnen overleggen. Hiervoor zal, blijkens de toelichting, worden onderzocht of er ten aanzien van de desbetreffende personen relevante justitiële gegevens bestonden ten tijde van de aanvraag van de huisvestingsvergunning. Hiervoor zal de Minister van Veiligheid en Justitie toestemming verlenen voor het raadplegen van het justitieel documentatiesysteem. (zie noot 23)

De Afdeling wijst erop dat voor het onderzoek naar het al dan niet bestaan van een waterbedeffect het niet noodzakelijk is dat de gegevens op naam worden bewaard. Hiervoor is met name van belang om te bezien of de overlast in straten, wijken, of gemeenten rondom de aangewezen gebieden toeneemt en of er in dat geval reden is om ook die straten, wijken of gemeenten aan te wijzen. Het bewaren van de gegevens op naam enkel om te onderzoeken of een afgewezen woningzoekende elders huisvesting heeft kunnen vinden lijkt disproportioneel, gelet op de inbreuk die dit maakt op de privacy van de betrokkene.

Met betrekking tot de voorgestelde wijze van evalueren waarbij gekeken gaat worden of - in de situatie waarin politiegegevens zijn beoordeeld - een VOG had kunnen worden afgegeven wijst de Afdeling op het volgende. Het in het ontwerpbesluit opgenomen systeem van evaluatie betekent dat enkel in het kader van de evaluatie aanvullende verzameling en verwerking van gegevens plaatsvindt, te weten het onderzoek van de justitiële gegevens. In dat geval heeft die verzameling en verwerking van zeer gevoelige gegevens geen rechtstreekse binding met het doel van het wetsvoorstel, maar vindt deze uitsluitend plaats voor de evaluatie daarvan. Een dergelijke verwerking van gevoelige gegevens is onwenselijk. Daarnaast motiveert de toelichting niet of er andere methodes van evaluatie van de effectiviteit mogelijk zijn, die minder inbreuk maken op de privacy van de betrokkenen.

Gelet op onwenselijkheid van het verzamelen en verwerken van nadere gegevens enkel in het kader van een evaluatieonderzoek en de inbreuk die het langdurig bewaren van de in het ontwerpbesluit opgenomen gegevens maakt op de privacy van betrokkenen adviseert de Afdeling de noodzaak hiervan alsnog dragend te motiveren. Indien dat niet mogelijk is, adviseert de Afdeling te werken met geanonimiseerde gegevens en het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen.

4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State


Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W04.16.0246/I

- In artikel 5, eerste lid, ‘artikel 3, tweede lid’ vervangen door: artikel 10a, eerste lid, van de wet.
- In artikel 8, tweede lid, de punt na ‘dat lid’ schrappen.
- In artikel 13, eerste lid, na ‘onherroepelijk worden’ invoegen: van het besluit tot het al dan niet verlenen.
- Artikel 14 schrappen gelet op aanwijzing 95 van de Aanwijzingen voor de regelgeving die stelt dat er geen artikelnummers worden opgenomen zonder tekst of met de aanduiding "gereserveerd".


Nader rapport (reactie op het advies) van 12 december 2016

2. De Afdeling advisering van de Raad van State is van mening dat in het geval het verlenen van huisvestingsvergunningen door het college van burgemeester en wethouders gemandateerd is aan eigenaren of beheerders van woonruimte, het verstrekken van een woonverklaring waarin een onderbouwing is opgenomen die verwijst naar gedragingen die zijn ontleend aan de politiegegevens, een ongerechtvaardigde inbreuk wordt gemaakt op het privéleven van woningzoekenden. Op deze wijze kunnen namelijk indirect politiegegevens ter beschikking komen van private partijen. De Afdeling draagt twee alternatieven aan. Enerzijds het openstellen van bezwaar en beroep tegen de woonverklaring van de burgemeester. Anderzijds het onmogelijk maken dat het verlenen van huisvestingsvergunningen door het college van burgemeester en wethouders wordt gemandateerd aan private partijen.
Het mogelijk maken van bezwaar en beroep tegen de woonverklaring, zou er toe leiden dat de procedure voor het nemen van het besluit op de aanvraag van de huisvestingsvergunning met ten minste zes weken wordt verlengd, hetgeen leidt tot onaanvaardbare leegstand in kwetsbare buurten en tot inkomstenderving voor verhuurders. Tevens zou daarmee een precedent geschapen worden waardoor de aanvrager van een vergunning niet alleen bezwaar en beroep kan instellen tegen het besluit op zijn aanvraag, maar ook tegen voorbereidende handelingen die leiden tot dat besluit.
De andere optie die de Afdeling voorstelt, namelijk het onmogelijk maken dat het verlenen van huisvestingsvergunningen door het college van burgemeester en wethouders wordt gemandateerd aan eigenaren of beheerders van woonruimte, vergt niet alleen een wetswijziging, waardoor de beoogde inwerkingtreding van de maatregel op 1 januari 2017 niet kan worden gehaald. Het leidt ook tot een aanzienlijke verhoging van de uitvoeringslasten voor gemeenten. Verder is deze optie moeilijk uitvoerbaar in gemeenten waar naast de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag ook woonruimteverdelingsregels gelden in verband met schaarste en de eigenaren of beheerders van woonruimte reeds op basis van mandaat de vergunningen verlenen.
Daarom is voor een oplossing gekozen, waarbij enerzijds zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de uitvoeringslasten voor gemeenten en anderzijds de door de Afdeling geconstateerde inbreuk op het persoonlijke leven van woningzoekenden wordt voorkomen.
In de woonverklaring die de burgemeester verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders of aan de eigenaar of beheerder van woonruimte voor het afgeven van de huisvestingsvergunning, wordt uitsluitend vermeld of de burgemeester naar aanleiding van het onderzoek op basis van politiegegevens van oordeel is dat de huisvestingvergunning kan worden afgegeven,dat de huisvestingvergunning kan worden afgegeven mits er voorschriften aan verbonden zijn, of dat de huisvestingvergunning niet kan worden afgegeven. In de woonverklaring wordt geen nadere motivering opgenomen. Op deze wijze komen de politiegegevens van woningzoekenden niet bij eigenaren of beheerders van woonruimte terecht. Indien de burgemeester een woonverklaring afgeeft die inhoudt dat de huisvestingsvergunning niet of slechts met daaraan verbonden voorschriften kan worden verstrekt, zendt hij de schriftelijke onderbouwing ervan uitsluitend aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning. Op basis van de artikel 10b, zesde lid, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (de wet) is de aanvrager eerder in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord door de burgemeester. Op basis van artikel 7, onderdeel e, van dit besluit, wordt een afschrift van de onderbouwing verwerkt in het bestand dat de burgemeester bijhoudt. Indien de aanvrager van de huisvestingsvergunning bezwaar maakt, kan het bestuursorgaan dat belast is met de beslissing op bezwaar deze persoonsgegevens inzien op grond van artikel 11, eerste lid, van dit besluit. Dit is ofwel de onafhankelijke bezwaarcommissie die door het college van burgemeester en wethouders is ingesteld ofwel het college van burgemeester en wethouders zelf. In alle gevallen hebben zij een geheimhoudingsplicht. Indien de aanvrager bezwaar maakt tegen het niet of met voorschriften verlenen van de huisvestingsvergunning, kan dit bezwaar zich ook richten tegen de woonverklaring en de onderbouwing ervan door de burgemeester. Het behandelen van bezwaarschriften tegen besluiten die in mandaat door eigenaren of beheerders van woonruimte zijn genomen, kan door het college van burgemeester en wethouders niet gemandateerd worden aan private partijen.
Met de gekozen oplossing wordt tegemoet gekomen aan het advies van de Afdeling omdat er in geen enkel geval politiegegevens bij eigenaren of beheerders van woonruimte terecht komen. Tevens wordt de procedure niet nodeloos verlengd door tweemaal bezwaar en beroep mogelijk te maken en blijft de rechtsbescherming gewaarborgd. Het besluit en de toelichting zijn overeenkomstig gewijzigd.

3. Voorts adviseert de Afdeling om de noodzaak van het bewaren van gevoelige persoonsgegevens ten behoeve van de evaluatie dragend te motiveren. Volgens de Afdeling zou het bijhouden ervan niet noodzakelijk zijn om een mogelijk waterbedeffect te onderzoeken en het ook disproportioneel lijken om te onderzoeken of afgewezen woningzoekenden elders huisvesting hebben kunnen vinden, gelet op de inbreuk op de privacy van betrokkenen. Tevens vindt de Afdeling dat het in de toelichting voorgestelde onderzoek naar de effectiviteit van het gebruik van politiegegevens ten opzichte van het gebruik van een verklaring omtrent gedrag (VOG) geen rechtstreekse binding heeft met het doel van het wetsvoorstel. Het feit dat hiervoor gevoelige persoonsgegevens worden bewaard, vindt de Afdeling om die reden onwenselijk.
Vooreerst dient te worden opgemerkt dat door de wijzigingen die zijn aangebracht naar aanleiding van het advies van de Afdeling ten aanzien van de woonverklaring er geen gevoelige persoonsgegevens of gegevens die herleidbaar zijn tot de door de burgemeester geraadpleegde politiegegevens meer worden bewaard voor de evaluaties. Alle tot politiegegevens herleidbare persoonsgegevens worden immers na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag van de huisvestingsvergunning verwijderd en vernietigd. Dit is geregeld in artikel 13, tweede lid, van het besluit. De te bewaren persoonsgegevens hebben dus enkel betrekking op het feit of de huisvestingsvergunning is verleend, is geweigerd, of is verleend met daaraan verbonden voorschriften en welke voorschriften dit zijn. Verder dient te worden opgemerkt dat deze persoonsgegevens uitsluitend na schriftelijke machtiging van het college van burgemeester en wethouders kunnen worden geraadpleegd na het onherroepelijk worden van het besluit. Alvorens een machtiging te verlenen, raadpleegt het college van burgemeester en wethouders de functionaris voor de gegevensbescherming. De machtiging wordt uitsluitend verleend voor de evaluatie van de maatregel, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de wet en voor de evaluatie ten behoeve van het verslag, bedoeld in artikel 17 van de wet. Tevens is geregeld dat de persoonsgegevens worden verwijderd zodra zij niet meer noodzakelijk zijn voor de evaluatieonderzoeken.
Een deel van de evaluatie van de wet zal bestaan uit het onderzoeken van de noodzaak van het gebruik van politiegegevens. Dit naar aanleiding van het advies van de Afdeling over het wetsvoorstel, inzake de noodzaak en proportionaliteit van het gebruik van politiegegevens naast de reguliere mogelijkheid de VOG (zie noot 24). De Afdeling vond het gebruik van de VOG een minder ingrijpende beperking van de persoonlijke levenssfeer. Indien immers uit die evaluatie blijkt dat volstaan kan worden met een VOG en het onderzoek op basis van politiegegevens weinig toegevoegde waarde heeft, kan in de toekomst een verdergaande inbreuk op het persoonlijke leven van woningzoekenden worden voorkomen. Het is niet mogelijk om dit te onderzoeken op basis van geanonimiseerde gegevens.
Anders dan de Afdeling stelt is eveneens het onderzoeken van een waterbedeffect van de maatregel niet mogelijk op basis van geanonimiseerde gegevens. Indien niet kan worden nagegaan waar de geweigerden zich hebben gevestigd kan ook niet worden onderzocht wat het effect is van hun huisvesting in andere straten, wijken of gemeenten. Uitsluitend onderzoeken of de overlast en criminaliteit toeneemt in straten, wijken of gemeenten rondom de aangewezen gebieden geeft geen inzicht in een mogelijk waterbedeffect. Het staat immers niet vast dat deze geweigerden zich zullen vestigen in aanpalende straten, wijken of gemeenten. Anders dan bij het onderzoek naar de inkomensmaatregel als bedoeld in artikel 8 van de wet, waarbij onderzoek gedaan kan worden naar potentieel geweigerden omdat er CBS-gegevens zijn omtrent inkomens, kan dit niet voor de maatregel op basis van artikel 10 van de wet. Om de groep potentieel geweigerden te bepalen zouden daarvoor alle bewoners in een gemeente gescreend moeten worden, hetgeen een niet toelaatbare inbreuk oplevert op de persoonlijke levenssfeer van al deze burgers. Ook voor het onderzoeken of er voldoende passende huisvesting is voor woningzoekenden die zich ten gevolge van deze maatregel niet kunnen huisvesten in de aangewezen complexen, straten of gebieden zijn persoonsgegevens noodzakelijk. Hetgeen op grond van artikel 6, tweede lid, van de wet een noodzakelijke voorwaarde is voor het toepassen van de maatregel. Ook hierbij kan niet worden uitgegaan van potentieel geweigerden.
Naar aanleiding van deze opmerking van de Afdeling is er een dragende motivering toegevoegd in de toelichting bij dit besluit.

4. De redactionele opmerkingen van de Afdeling zijn overgenomen.

5. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele redactionele wijzigingen aan te brengen in de tekst en toelichting van het ontwerpbesluit en is in het besluit de mogelijkheid gecreëerd dat er politiegegevens kunnen worden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders voor de handhaving van de voorschriften die aan de huisvestingsvergunning verbonden kunnen zijn.

Ik moge U hierbij, in overeenstemming met mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De minister voor Wonen en Rijksdienst


(1) Kamerstukken 34 314.
(2) Artikel 5, derde lid, onder b, van de Wbmgp. Ingevolge artikel 10, vijfde lid, van de Wbmgp kan evenwel in uitzonderlijke gevallen een hardheidsclausule worden toegepast.
(3) Artikel 8, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014.
(4) Artikel 19 van de Huisvestingswet 2014.
(5) Kamerstukken II 2015/16, 34 314, nr. 3, paragraaf 5.2.2.10, onder b.
(6) Artikel 10c, derde lid (oud).
(7) Artikel 10c, tweede lid (oud).
(8) Artikel 10b, zesde lid, jo. artikel 10c, vierde lid, van de Wbmgp (oud).
(9) Kamerstukken II 2015/16, 34 314, nr. 23. Hiertoe werden in artikel 10b wijzigingen aangebracht die tot gevolg hebben dat de beoordeling van de politiegegevens door de burgemeester in plaats van het college plaatsvindt, de burgemeester op basis van deze beoordeling een woonverklaring opstelt en deze zendt aan het college. Tot slot werd artikel 10c geschrapt. De Afdeling heeft over dit amendement geen advies uitgebracht.
(10) Artikel 10b, eerste lid, van de Wbmgp.
(11) Artikel 6, tweede lid, van het ontwerpbesluit.
(12) Artikel 6, derde lid, van het ontwerpbesluit.
(13) Artikel 10b, vijfde lid, van de Wbmgp.
(14) Toelichting, paragraaf 11.
(15) Artikel 10b, zesde lid spreekt van de aanvrager van een woonverklaring, dit zou in de systematiek van de wet de aanvrager van de huisvestingsvergunning moeten zijn.
(16) Artikel 10b, zesde lid, van de Wbmgp. De wettekst spreekt van "aan de woonverklaring voorschriften te verbinden". In artikel 6, eerste lid, van het ontwerpbesluit wordt van aan de huisvestingsvergunning te verbinden voorschriften". De tekst van het ontwerpbesluit sluit beter aan bij de systematiek van de wet.
(17) Artikel 6, tweede en derde lid, van het besluit.
(18) Kamerstukken II 2015/16, 34 314, nr. 3, paragraaf Rechtsbescherming.
(19) Toelichting, paragraaf 14 Consultatie.
(20) Dit was ook de strekking van het door de Tweede Kamer aanvaarde amendement. De bedoeling van dat amendement was immers dat niet het college, maar uitsluitend de burgemeester kennis zou nemen van de politiegegevens.
(21) Artikel 6, derde lid, van het ontwerpbesluit.
(22) Zie ook de reactie van de Autoriteit Persoonsgegevens van 18 juli 2016 over het ontwerpbesluit.
(23) Toelichting, paragraaf 9 Vernietigen en bewaren van persoonsgegevens.
(24) Kamerstukken II, 2015/16, 34 314, nr. 4, p. 15 en 17.


Gehele tekst ontwerpregeling met toelichting (pdf, 327 kB)