Uitspraak 200105228/1


Volledige tekst

200105228/1.
Datum uitspraak: 3 april 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

burgemeester en wethouders van Vianen,
appellanten,

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 14 september 2001 in het geding tussen:

het dagelijks bestuur van de Parochie Maria Ten HemelOpneming, gevestigd te Vianen

en

appellanten.

1. Procesverloop

Bij besluit van 23 november 1999 hebben appellanten een verkeersbesluit genomen, inhoudende uitbreiding van de parkeerschijfzone met het westelijk deel van de binnenstad gelegen binnen de grachtengordel, door middel van verwijdering van de borden E10 en E11 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, onder gelijktijdige plaatsing van borden E11 en E4, op nader aangegeven plaatsen.

Bij besluit van 18 december 2000 hebben appellanten het daartegen door het dagelijks bestuur van de Parochie Maria Ten HemelOpneming (hierna: het parochiebestuur) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 14 september 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Dordrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door het parochiebestuur ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellanten opnieuw op bezwaar dienen te beslissen, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 21 oktober 2001, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 6 december 2001 heeft het parochiebestuur van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 februari 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door J.J.A.M. Jansen en A.D. van Nieuwenhuijzen, beiden ambtenaar van de gemeente, en het parochiebestuur, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.

2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het parkeerbeleid in het kader van de ontlasting van de binnenstad geenszins onredelijk of anderszins onaanvaardbaar is. Het treffen van verkeersmaatregelen moet worden beschouwd als een normaal maatschappelijk gebeuren, waarmee een ieder kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening van betrokkenen behoren te blijven. Uitzondering hierop ontstaat indien zich feiten en/of omstandigheden voordoen waardoor een individueel belang ten gevolge van een dergelijke maatregel zodanig zwaar wordt getroffen dat het bestuursorgaan, na afweging van de betrokken belangen, niet in redelijkheid tot het treffen van de verkeersmaatregel heeft kunnen besluiten, dan wel het nadeel daarvan redelijkerwijs niet ten laste van betrokkene dient te blijven.
2.2. Appellanten betogen dat het gaat om het in geding zijnde besluit, zijnde volgens hen het besluit van 23 november 1999 tot uitbreiding van de huidige parkeerschijfzone. Zij betogen dat de rechtbank ten onrechte de beslissing op bezwaar van 18 december 2000 als bestreden besluit heeft bestempeld. Dit betoog faalt. Het besluit dat bij de rechtbank ter toets stond is de beslissing op bezwaar, waarbij het bezwaar tegen het besluit van 23 november 1999 tot uitbreiding van de parkeerschijfzone in het westelijk deel van de binnenstad van Vianen ongegrond is verklaard. Bij de beoordeling in beroep heeft de rechtbank evenwel terecht ook het besluit van 23 november 1999 betrokken.
2.3. De rechtbank heeft met juistheid geconstateerd dat appellanten bij de beslissing op bezwaar niet zijn ingegaan op de door het parochiebestuur in bezwaar aangevoerde argumenten en dat de in het verweerschrift opgenomen motivering niet is gebaseerd op nader onderzoek naar de specifieke bezwaren van het parochiebestuur en de in verband daarmee voorgestelde alternatieven. Dat er een procedure is voor het verlenen van ontheffingen, betekent niet dat hetgeen het parochiebestuur heeft aangevoerd in het kader van het treffen van de verkeersmaatregel buiten beschouwing kon blijven. De rechtbank is dan ook terecht en op goede gronden tot de conclusie gekomen dat er geen sprake is van een zorgvuldige voorbereiding, als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, noch van een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van deze wet.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt burgemeester en wethouders van Vianen in de door het parochiebestuur in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 116,64; het bedrag dient door de gemeente Vianen te worden betaald aan het parochiebestuur.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. H. Bekker en mr. W. van den Brink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Angeren w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2002

91-405.