Ontwerpbesluit tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren vanwege verruiming van fouilleerbevoegdheden.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren vanwege verruiming van fouilleerbevoegdheden.

Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2018, no.2018000303, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren vanwege verruiming van fouilleerbevoegdheden, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit wijzigt de Ambtsinstructie (zie noot 1) voor de politie naar aanleiding van de verruiming van de fouilleerbevoegdheden op grond van de ‘Wet verruiming fouilleerbevoegdheden’ en de ‘Wet onderzoek in het lichaam’. (zie noot 2) De voorgestelde regeling (zie noot 3) bepaalt dat onderzoek aan de kleding met het oog op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar kunnen vormen voor de veiligheid van de betrokkene of anderen, tevens de bevoegdheid inhoudt om de door de betrokkene meegevoerde voorwerpen te onderzoeken.

De Afdeling advisering van de Raad van State wijst erop dat het niet is toegestaan dat smartphones en andere (elektronische) gegevensdragers die in het kader van een insluitings- veiligheids-, of vervoersfouillering in bewaring zijn genomen, worden uitgelezen. De Afdeling adviseert dit in het ontwerpbesluit tot uitdrukking te brengen.

1. Onderzoek van meegevoerde voorwerpen
De nieuwe wetgeving en het voorliggende ontwerpbesluit bepalen, voor zover relevant, dat de verschillende onderzoeken aan de kleding op grond van de Politiewet 2012 ook de bevoegdheid inhouden om voorwerpen die de persoon bij zich draagt te onderzoeken. (zie noot 4) De toelichting op het ontwerpbesluit stelt:

"Allereerst wordt de zogenoemde veiligheidsfouillering (onderzoek aan kleding bij onmiddellijk gevaar voor leven of veiligheid) uitgebreid met de bevoegdheid om ook voorwerpen te onderzoeken die de betrokkene bij zich heeft (zoals een tas)." (zie noot 5)

Verderop in de toelichting, bij de insluitingsfouillering, is gesteld: (zie noot 6)

"Iedereen die wordt ingesloten (in een "ophoudruimte" of politiecel) wordt aan zijn kleding onderzocht op de aanwezigheid van voorwerpen die tijdens de insluiting een gevaar kunnen vormen voor de veiligheid van de betrokkene of voor anderen. Uiteraard worden daarbij ook de voorwerpen onderzocht die betrokkene bij zich heeft (zoals een tas).’’ (zie noot 7)

De nota van toelichting bij het ontwerpbesluit gaat niet nader in op de voorwerpen die de betrokkene bij zich draagt en het onderzoek daarnaar. Dit geldt in het bijzonder voor elektronische gegevensdragers, zoals een smartphone of laptop. De Afdeling wijst erop dat uit onderzoek blijkt dat opsporingsambtenaren soms in het kader van een insluitingsfouillering in een smartphone kijken zonder dat het voorwerp voor waarheidsvinding in beslag is genomen. (zie noot 8) Volgens dat onderzoek bestaat in de praktijk ook onduidelijkheid over de vraag in hoeverre het wettelijk is toegestaan om tijdens de inverzekeringstelling van de verdachte in zijn in het kader van de insluitingsfouillering afgegeven telefoon te kijken.

De stelling in de toelichting bij het ontwerpbesluit dat uiteraard voorwerpen die de betrokkene bij zich heeft worden onderzocht, kan de indruk wekken dat dergelijke apparaten in het kader van een insluitingsfouillering ook mogen worden bekeken of uitgelezen. Het uitlezen van een in bewaring genomen smartphone of laptop is naar het oordeel van de Afdeling evenwel niet aan de orde gelet op het doel van de insluitingsfouillering: (zie noot 9) het veiligstellen van voorwerpen die een gevaar kunnen vormen voor de veiligheid van de betrokkene of van anderen. (zie noot 10)

Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling in het ontwerpbesluit duidelijk tot uitdrukking te brengen dat (elektronische) gegevensdragers die in het kader van een insluitings-, veiligheids- vervoersfouillering in bewaring zijn genomen, niet geheel of gedeeltelijk worden uitgelezen.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend vice-president van de Raad van State


Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W16.18.0028/II

- In artikel I, onderdeel F, eerste lid, na ‘volzin wordt’ invoegen: "De ambtenaarvan" vervangen door: De ambtenaar van, en wordt.


Nader rapport (reactie op het advies) van 18 april 2018

1. Onderzoek van meegevoerde voorwerpen
De Afdeling merkt terecht op dat de bevoegdheid tot veiligheids-, vervoers- en insluitingsfouillering niet mag worden gebruikt om een elektronische gegevensdrager (zoals een usb-stick) of een geautomatiseerd werk (zoals een smartphone) uit te lezen. Het kennisnemen van dergelijke gegevens is immers niet nodig voor het doel van deze fouilleervormen. Hetzelfde geldt overigens voor andersoortige (bijvoorbeeld papieren) gegevensdragers. Aangetroffen voorwerpen kunnen eventueel wel (voor waarheidsvinding) strafvorderlijk in beslag genomen worden en in dat kader worden uitgelezen (artikel 94 Wetboek van Strafvordering). Naar aanleiding van dit advies is in een passage van deze strekking toegevoegd aan de artikelsgewijze toelichting bij de wijziging van de artikelen 20 en 28. Verder is in de toelichting bij de wijziging van artikel 28 een verwijzing toegevoegd naar het arrest van de Hoge Raad dat de Afdeling advisering noemt in voetnoot 7 van haar advies.

2. De redactionele opmerking is overgenomen.

Ik moge U hierbij, mede namens de Minister van Defensie, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Justitie en Veiligheid


(1) Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren.
(2) Wet van 21 mei 2014 tot wijziging van de Gemeentewet, de Wet Wapens en munitie en de Politiewet 2012 (Verruiming fouilleerbevoegdheden); Stb. 2014, 191 en de Wet van 8 april 2015, tot wijziging van de Politiewet 2012 (Onderzoek in het lichaam); Stb. 2015, 142.
(3) Dit betreft zowel de in noot 2 genoemde wetswijzigingen als het voorliggende ontwerpbesluit tot wijziging van de ambtsinstructie.
(4) Op grond van artikel III van de Wet verruiming fouilleerbevoegdheden komt artikel 7, derde lid, van de Politiewet 2012 als volgt te luiden: De ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, is bevoegd tot het onderzoek aan de kleding van personen en het onderzoek van de voorwerpen die personen bij zich dragen of met zich mee voeren, bij de uitoefening van een hem wettelijk toegekende bevoegdheid of bij een handeling ter uitvoering van de politietaak, indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat een onmiddellijk gevaar dreigt voor hun leven of veiligheid of die van de ambtenaar zelf of van derden, en dit onderzoek noodzakelijk is ter afwending van dit gevaar. Artikel 7, vierde lid, Politiewet 2012, komt te luiden: De ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, is bevoegd een te vervoeren of in te sluiten persoon aan zijn kleding te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar voor de veiligheid van betrokkene of voor anderen kunnen vormen, alsmede daartoe de voorwerpen te onderzoeken die betrokkene bij zich draagt of met zich mee voert.
(5) Toelichting, algemeen, derde tekstblok.
(6) Toelichting op artikel I, Onderdeel C.
(7) Nota bene: De Hoge Raad bepaalde al in 2010 dat artikel 9 Politiewet 1993 (oud) en artikel 28, eerste lid, van de Ambtsinstructie ertoe strekken ordemaatregelen mogelijk te maken die de veiligheid van een ieder in het cellencomplex dienen. Gelet op die strekking moet volgens de Hoge Raad worden aangenomen dat onder het aftasten en doorzoeken van kleding mede dient te worden begrepen een onderzoek van voorwerpen die de ingeslotene bij zich draagt of met zich mee voert (HR 12 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN4163). Deze uitspraak is niet in de nota van toelichting vermeld.
(8) Onderzoek aan inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten, EUR/WODC, 2016, blz. 66 en blz. 82.
(9) Dit geldt ook voor het in een (elektronische) gegevensdrager kijken. De aangetroffen voorwerpen kunnen eventueel wel (voor waarheidsvinding) strafvorderlijk in beslag genomen worden en worden onderzocht. Vgl. de conclusie van AG Edwin Bleichrodt van 28 november 2017, onder 16 en 17, ECLI:NL:PHR:2017:1470: Hier betoogde de steller van het middel dat de bewaring van de smartphone heeft plaatsgevonden op grond van artikel 9, vierde lid, Politiewet 2012 ten behoeve van de insluiting van de verdachte en niet op grond van artikel 94 Sv ten behoeve van de waarheidsvinding. "In aansluiting op die veronderstelling, bevat het middel de klacht dat het hof heeft miskend dat artikel 9, vierde lid, Politiewet niet de bevoegdheid geeft om het geheugen van een telefoon te doorzoeken en vervolgens de in het geheugen van de telefoon gevonden filmopnamen af te spelen." In deze zaak was echter duidelijk dat de onderzochte smartphone voor waarheidsvinding in strafvorderlijk beslag was genomen. Vgl. in dit verband ook Hoge Raad 4 april 2017, ECLI: NL:HR: 2017: 592 waarin de Hoge Raad bepaalt dat de politie een smartphone die voor waarheidsvinding in beslag is genomen mag doorzoeken als dit onderzoek niet verder gaat dan een beperkte inbreuk op de privacy. Als het onderzoek echter zo ver gaat dat een bijna compleet beeld ontstaat van het persoonlijk leven van de gebruiker, kan dat onderzoek onrechtmatig zijn.
(10) Vgl. artikel 7, derde en vierde lid van de Politiewet 2012, alsmede het voorgestelde artikel 20, tweede lid, en artikel 28, eerste en tweede lid, van de Ambtsinstructie.


Gehele tekst ontwerpregeling met toelichting (pdf, 244 kB)