Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs, met toelichting.


Volledige tekst

Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs, met toelichting.

Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2000, no.00.004208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs, met toelichting.

Het wetsvoorstel tot invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs(zie noot 1) geeft een regeling voor het gebruik van het sofi-nummer in het verkeer tussen instellingen, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (in het bijzonder het agentschap Centrale financiën instellingen (Cfi)) en de Informatie Beheer Groep (IBG).(zie noot 2) De nu voorliggende nota van wijziging brengt een duidelijker scheiding aan tussen het gebruik en het beheer van de persoonsgegevens. Het beheer van het "basisregister" wordt opgedragen aan de IBG en weggenomen bij het Cfi. Daarnaast worden de regels voor geaggregeerde gegevensverwerking bij het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) aangepast en wordt de kring van gebruikers van de geaggregeerde gegevens uitgebreid tot de gemeenten ten behoeve van het gemeentelijke onderwijsbeleid. Tenslotte wordt de grondslag voor een wettelijke regeling van de informatieprocessen en de beveiligingseisen aangescherpt.
De Raad van State onderschrijft de strekking van de nota van wijziging, maar maakt een opmerking met betrekking tot de bewaartermijn van de gegevens en een delegatiebepaling. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van de nota van wijziging wenselijk is.

1. De persoonsgegevens van leerlingen die niet langer zijn ingeschreven aan een school of instelling worden tot tien jaar na beëindiging van de laatste inschrijving bewaard in het basisregister in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene te identificeren. Persoonsgegevens mogen langer bewaard worden voorzover ze voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden worden bewaard. Zij maken dan geen deel meer uit van het basisregister.(zie noot 3) De toelichting op dit onderdeel geeft voor de duur van deze bewaartermijn geen motivering.(zie noot 4)
In de algemene regeling van de Wet bescherming persoonsgegevens is bepaald dat persoonsgegevens niet langer worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt betrokkene te identificeren dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden waarvoor zij verzameld en vervolgens verwerkt worden.(zie noot 5) Volgens de oorspronkelijke opzet van het wetsvoorstel was het de bedoeling dat de Cfi in het privacyreglement zou bepalen dat de gegevens gekoppeld aan het sofi-nummer zouden worden bewaard tot drie jaar na de teldatum. Daarna zou de koppeling ongedaan gemaakt worden, zodat de desbetreffende gegevens niet meer te herleiden zouden zijn tot een individuele natuurlijke persoon en er dus geen sprake meer zou zijn van persoonsgegevens.(zie noot 6)
De nu voorgestelde termijn van tien jaar voor het bewaren van persoonsgegevens in het basisregister acht het college buitengewoon lang, gelet op de algemene regel dat deze termijn niet langer dan noodzakelijk moet zijn en in aanmerking genomen dat aanvankelijk aan een termijn van drie jaar werd gedacht.
De Raad van State beveelt aan deze termijn te verkorten tot de termijn gedurende welke de gegevens als persoonsgegevens bewaard moeten worden in het basisregister.

2. In onder meer artikel 178c, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs wordt bepaald dat de verstrekking van gegevens uit het basisregister op zodanige wijze geschiedt, dat de leerlingen niet geïdentificeerd of identificeerbaar zijn. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het verstrekken van gegevens. Daarbij worden in ieder geval regels gesteld omtrent de inhoud en de samenstelling van de gegevens, de wijze waarop de gegevens worden verstrekt, de tijdstippen waarop de gegevens worden verstrekt en de perioden waarop de gegevens betrekking hebben.(zie noot 7)
Het college is van oordeel dat de hier genoemde onderwerpen niet alle van zuiver administratieve of technische aard zijn. Regeling bij algemene maatregel van bestuur lijkt hier dan ook meer aangewezen, vooral voor de inhoud van en de wijze waarop gegevens worden verstrekt. Vergelijkbare regels voor raadpleging van het register door de minister worden bovendien wel bij algemene maatregel van bestuur vastgelegd.(zie noot 8)
Mede gelet op aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving adviseert de Raad artikel 178c, derde lid, in deze zin aan te passen.

De Raad van State geeft in overweging de nota van wijziging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 15 september 2000


1. De opmerkingen van de Raad van State zijn voor de regering aanleiding geweest de voorgestelde bewaartermijn van tien jaar nog eens kritisch te bezien.
De primaire doelstelling van de inrichting van een basisregister onderwijs is het verbeteren van de controle op de rechtmatigheid van de bestedingen. Bij nadere beschouwing lijkt voor dit doel een bewaartermijn van tien jaar te lang.
Een bewaartermijn van drie jaar, zoals genoemd in het nader rapport bij het oorspronkelijke wetsvoorstel, kan onder omstandigheden echter te kort te zijn, gelet op de bezwaar- en beroepsprocedures met betrekking tot bekostigingsbeschikkingen, die soms enkele jaren in beslag nemen. Dit probleem kan naar het oordeel van de regering worden ondervangen door uit te gaan van een bewaartermijn van vijf jaar.
Voor wat het verbeteren van de beschikbaarheid van beleidsinformatie betreft is de duur van de bewaartermijn als persoonsgegeven in het basisregister van weinig belang, omdat voor de beleidsinformatie de (mogelijkheid tot) identificatie van een natuurlijke persoon niet aan de orde is.
Gelet op het bovenstaande heeft de regering besloten de in de nota van wijziging voorgestelde bewaartermijn van persoonsgegevens in het basisregister te verkorten tot vijf jaar na beëindiging van de laatste inschrijving aan een bekostigde onderwijsinstelling.

2. Artikel 178c, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO) is, evenals de overeenkomstige bepalingen in de andere onderwijswetten, aangepast in de door de Raad van State voorgestelde zin.

3. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de nota van wijziging en de toelichting op een aantal onderdelen aan te passen, respectievelijk te verduidelijken.

a. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (Cfi), respectievelijk de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, is verantwoordelijk voor de bekostiging en dient zich derhalve een zelfstandig oordeel te vormen over de juistheid van de voor de bekostiging relevante leerlinggegevens waarover hij via de IBG de beschikking krijgt. De opgave van de IBG is derhalve voor de minister niet bindend: hij kan ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van deze opgave afwijken voorzover de door de onderwijsinstelling aan de IBG verstrekte gegevens naar zijn oordeel onjuist of onvolledig zijn. In artikel 178c, eerste lid, van de WPO is dit thans expliciet vastgelegd.
Met het oog op het bovenstaande is voorts in artikel 178b, eerste lid, van de WPO duidelijker tot uitdrukking gebracht dat uiteindelijk de school bepaalt welke leerlinggegevens in het basisregister onderwijs worden opgenomen. De IBG kan uitsluitend in overeenstemming met de school wijzigingen aanbrengen in de door de school verstrekte gegevens. De IBG is echter wel verplicht om mogelijke onrechtmatigheden aan de minister door te geven (artikel 178b, derde lid). Bovendien zal de IBG bij het verstrekken van gegevens aan de minister ten behoeve van de bekostiging aangeven op welke punten zij geen overeenstemming met de school heeft bereikt. De minister kan daaraan bij de vaststelling van de bekostiging bijzondere aandacht schenken.

b. Zowel in het nieuwe artikel 1.6 van de Wet studiefinanciering 2000 zoals dat aanvankelijk in de nota van wijziging was opgenomen, als in het nieuwe artikel 4a van de Wet tegemoetkoming studiekosten zoals dat in het oorspronkelijke wetsvoorstel was opgenomen, werd bepaald dat de IBG het sofi-nummer van een studerende mocht gebruiken in het verkeer met onder andere aangewezen (niet-bekostigde) onderwijsinstellingen. De regeling omtrent het gebruik van het sofi-nummer in de verschillende onderwijswetten beperkt zich echter tot de bekostigde instellingen. De aangewezen instellingen mogen derhalve op grond van artikel 24 van de Wet bescherming persoonsgegevens het sofi-nummer van een student niet gebruiken. Met het oog hierop is de mogelijkheid voor de IBG om het sofi-nummer van een studerende te gebruiken in het verkeer met een aangewezen instelling, uit de nota van wijziging en het wetsvoorstel geschrapt.

c. De toelichting is geactualiseerd en op een aantal punten verduidelijkt.

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verzoeken in te stemmen met toezending van de gewijzigde nota van wijziging en de gewijzigde toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen



(1) Kamerstukken II 1997/98, 25 828, nrs.1-2.
(2) Voor degenen die geen sofi-nummer hebben, wordt een afzonderlijk onderwijsnummer ingevoerd.
(3) Het in artikel X, onderdeel D, vervatte artikel 9b, tweede en derde lid, van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank.
(4) Memorie van toelichting, paragraaf 8.
(5) Artikel 10, kamerstukken I 1999/2000, 25 892, nr.92. Deze wet zal binnen afzienbare termijn in werking treden.
(6) Aldus de regering in het nader rapport bij het oorspronkelijke wetsvoorstel, kamerstukken II 1997/98, 25 828, nr.A.
(7) Artikel I, onderdeel C.
(8) Het in artikel I, onderdeel C, vervatte artikel 178d, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs.