Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel vanwege onder meer aanpassing van het ouderschapsverlof en regeling van een toelage voor de schoolleiding in het basisonderwijs.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel vanwege onder meer aanpassing van het ouderschapsverlof en regeling van een toelage voor de schoolleiding in het basisonderwijs.

Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2000, no.00.003515, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel vanwege onder meer aanpassing van het ouderschapsverlof en regeling van een toelage voor de schoolleiding in het basisonderwijs.

Het ontwerpbesluit beoogt de in het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (RPBO) opgenomen regeling voor ouderschapsverlof, gelet op de verwachte inwerkingtreding van de algemene regeling daarvoor in het Burgerlijk Wetboek (BW), te actualiseren. Voorts strekt het ontwerpbesluit ertoe de in de collectieve arbeidsovereenkomst sector onderwijs (PO,VO, BVE) 1999 - 2000 met ingang van 1 januari 2000 overeengekomen aanspraak op een toelage voor directieleden van basisscholen in het genoemde rechtspositiebesluit te verwerken. Ten slotte wordt in dat rechtspositiebesluit een wijziging aangebracht die strekt tot het opheffen van een knelpunt bij de aanstelling van leraren in verschillende functies onder de Wet op het primair onderwijs (WPO). De Raad van State maakt hierover de volgende opmerkingen.

1. Ouderschapsverlof
Op grond van het ontwerpbesluit kan 995 (eerste kind) respectievelijk 415 (volgend kind) uren ouderschapsverlof(zie noot 1) worden verleend. Deze aantallen zijn voor betrokkenen gunstiger dan de uren die op grond van artikel 644, lid 5, Boek 7, BW, kunnen worden verleend.(zie noot 2) Bij een voor de uitvoering van de sociale zekerheid vastgestelde weektaak op jaarbasis van 36,86 uren bestaat ingevolge die bepaling per keer ten hoogste recht op 479 uur.(zie noot 3) Afwijking in gunstige zin is op grond van artikel II, tweede lid, van de Wet op het ouderschapsverlof toegestaan. In de toelichting ontbreekt evenwel de argumentatie voor die aanzienlijke begunstiging. Bovendien kan uit de toelichting niet worden afgeleid hoe men tot de aantallen van 995 en 415 verlofuren is gekomen.(zie noot 4) Het college adviseert daarom de toelichting op beide punten aan te vullen.

2. Aanstelling in verschillende functies
Aan artikel I, onderdeel C, wordt terugwerkende kracht verleend tot 1 augustus 1998. In de toelichting wordt hierover opgemerkt dat de mogelijkheid van het aanstellen van leraren in twee verschillende functies aan scholen die vallen onder de WPO als gevolg van de samenvoeging van het regulier en het speciaal onderwijs is vervallen. Dit was echter niet de bedoeling. Daarom is in de CAO voor 1999-2000 besloten de mogelijkheid van benoeming in twee verschillende functies zoals die voor 1 augustus 1998 bestond te herstellen met terugwerkende kracht tot die datum.
De Raad kan uit de toelichting niet opmaken waarom in de CAO is afgesproken dat de dubbele benoembaarheid met terugwerkende kracht moet worden hersteld. Aangezien voor het verlenen van terugwerkende kracht aan een bepaling van het besluit een bijzondere reden nodig is, dient deze uit de toelichting te blijken.
Het college adviseert het toekennen van terugwerkende kracht aan artikel I, onderdeel C, te voorzien van een dragende motivering in de toelichting.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 22 augustus 2000


1. Naar aanleiding van het advies is in de nota van toelichting een passage toegevoegd. Daarin wordt uiteengezet hoe de inhoud van de verlofregeling met betrekking tot het ouderschapsverlof tot stand is gekomen. Toegelicht wordt dat in het overleg met de centrales van overheids- en onderwijspersoneel is afgesproken dat de gunstiger regeling die voor de onderhavige aanpassing gold, ook na de aanpassing gunstiger dan de BW-regeling in stand diende te blijven. Ook wordt de berekening van het aantal verlofuren van 995 verklaard.
Deze passages zijn toegevoegd in onderdeel 1. Algemeen, in de paragraaf die betrekking heeft op het onderwerp ouderschapsverlof.

2. Het advies van de Raad is opgevolgd. Nader wordt toegelicht waarom in het georganiseerd overleg is afgesproken dat de dubbele benoembaarheid met terugwerkende kracht moet worden hersteld. Dat is gebeurd in onderdeel 1. Algemeen, in de paragraaf die betrekking heeft op benoeming in twee functies.
Essentie van de toevoeging is dat de onmogelijkheid om in twee functies te benoemen nimmer als gevolg van de totstandkoming van de Wet op het primair onderwijs is beoogd en dat schoolbesturen daarnaar ook gehandeld hebben.

Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de aangevulde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen



(1) Het in artikel I, onderdeel B, vervatte artikel I-C39, derde tot en met vijfde lid, RPBO.
(2) Zoals dat komt te luiden vanaf de datum van inwerkingtreding van het voorstel tot Wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het BW met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof (kamerstukken I 1998/99, 26 079, nr.244).
(3) Uitleg OCenW-regelingen nr.30a van 16 december 1998, gele katern, ICO-vragenrubriek, bladzijden 62/63.
(4) Toelichting, algemeen deel, onderdeel Ouderschapsverlof, alsmede Uitleg OCenW-regelingen nr.30a van 16 december 1998, gele katern, ICO-vragenrubriek, bladzijden 62/63.