Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit beheer regionale politiekorpsen in verband met de instelling van commissies van toezicht op de politiecellencomplexen.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit beheer regionale politiekorpsen in verband met de instelling van commissies van toezicht op de politiecellencomplexen.

Bij Kabinetsmissive van 7 juni 2000, no.00.003553, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit beheer regionale politiekorpsen in verband met de instelling van commissies van toezicht op de politiecellencomplexen.

Het ontwerpbesluit introduceert een verplichting voor de politiekorpsen tot het instellen van een commissie van toezicht op de politiecellencomplexen, vergelijkbaar met die voor de penitentiaire inrichtingen.
De Raad van State kan zich op hoofdlijnen verenigen met het ontwerpbesluit, maar plaatst enkele kanttekeningen.

1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen wijst de korpsbeheerder een ambtenaar aan die wordt belast met de leiding van het politiecellencomplex en het toezicht op de ingeslotenen. Het voorgestelde artikel 16a bepaalt dat de korpsbeheerder een commissie van toezicht instelt die toezicht houdt op de huisvesting, veiligheid, verzorging en bejegening van ingeslotenen in de politiecellencomplexen. De Raad adviseert in de toelichting de verhouding tussen toezichttaken van deze twee verschillende instanties te verduidelijken.

2. Het ontwerpbesluit draagt de korpsbeheerder op regels vast te stellen inzake bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de commissie, de benoeming en het ontslag van de leden van de commissie. De vrijheid van de korpsbeheerder wordt ten aanzien van de samenstelling van de commissie enigszins beperkt: de leden moeten onafhankelijk zijn (op grond van het eerste lid) en bij de samenstelling van de commissie dient rekening te worden gehouden met de benodigde maatschappelijke en bestuurlijke deskundigheid en ervaring van de leden (vijfde lid). Voor de commissies van toezicht in penitentiaire inrichtingen is een en ander geregeld in artikel 13 van de Penitentiaire maatregel.
De Raad geeft in overweging in het onderhavige besluit een regeling in de trant van genoemd artikel 13 op te nemen. Daarnaast beveelt hij aan het aantal commissieleden niet geheel vrij te laten.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 23 november 2000


1. De artikelsgewijze toelichting bij het voorgestelde artikel 16a is in de door de Raad bedoelde zin aangevuld.

2. Naar aanleiding van de ter zake gemaakte opmerkingen van de Raad, zou ik, verwijzend naar hetgeen daarover door mij reeds in de nota van toelichting bij het onderhavige besluit is opgemerkt, nogmaals willen benadrukken dat inzake de commissies van toezicht op de politiecellencomplexen bewust is gekozen voor een minder gedetailleerde wettelijke regeling dan de wijze waarop dergelijke commissies in de Penitentiaire maatregel zijn vormgegeven. In het onderhavige besluit is dan ook geen regeling in de trant van artikel 13 van de Penitentiaire maatregel opgenomen. Wel is het voorgestelde artikel 16a, ingevolge de daartoe strekkende aanbeveling van de Raad, uitgebreid met een bepaling omtrent de omvang van de commissies. Ook de toelichting is ten aanzien van de omvang en de samenstelling van de commissies verduidelijkt.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting wederom doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties