Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en de Waterschapswet met betrekking tot gedeputeerden, wethouders en waterschapsbestuurders.


Volledige tekst

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en de Waterschapswet met betrekking tot gedeputeerden, wethouders en waterschapsbestuurders.

Bij Kabinetsmissive van 14 april 2000, no.00.002346, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en de Waterschapswet met betrekking tot gedeputeerden, wethouders en waterschapsbestuurders.

Het wetsvoorstel strekt ertoe het facultatieve karakter aan de bepalingen met betrekking tot uitkeringen en pensioenen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA) voor gedeputeerden en wethouders te ontnemen en ook voor deze categorieën een rechtstreekse regeling in de APPA te geven. Hierdoor worden gedeputeerden en wethouders op grond van artikel 2a van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden Waz uitgesloten van de kring van verzekerden op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
Voor waterschapsbestuurders gelden thans provinciale verordeningen waarin de APPA wordt gevolgd. Voor deze categorie wordt voorgesteld de APPA-regels op hen van overeenkomstige toepassing te verklaren.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen. Hij is van oordeel dat in dat verband enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.

1. In artikel 2b APPA wordt aan het tweede lid, waarin is bepaald dat voor de toepassing van het eerste lid de gedeputeerde staten onderscheidenlijk burgemeester en wethouders in de plaats van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties treden, toegevoegd dat regels, bedoeld in artikel 2a, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing zijn.(zie noot 1) Deze toevoeging is overbodig omdat in het eerste lid van artikel 2b - het gehele - artikel 2a reeds van overeenkomstige toepassing is verklaard. Met de toevoeging is echter kennelijk beoogd om buiten twijfel te stellen dat de indeplaatstreding niet wegneemt dat wat betreft het vijfde lid van artikel 2a het de ministeriële regels zijn die van overeenkomstige toepassing zijn. De Raad adviseert om het tweede lid van artikel 2b op dit punt duidelijker te redigeren.

2. In het voorgestelde artikel 134a APP is een regeling gegeven voor het mededelen van activiteiten als bedoeld in artikel 134, tweede lid, waarmee inkomsten worden genoten die met de uitkering worden verrekend.(zie noot 2) Hierover merkt de Raad het volgende op.

a. De regeling zoals nu voorgesteld komt overeen met die voor ministers en staatssecretarissen in artikel 9a. Het college vraagt zich af of in deze constructie ten aanzien van de derde volzin van het eerste lid, waarin wordt bepaald dat gedeputeerde staten nadere voorschriften kunnen geven aangaande het doen van mededelingen door de belanghebbende, niet verwezen kan worden naar de voorschriften die door de minister kunnen worden gegeven. In dit verband kan gewezen worden op de voorgestelde wijzigingen in de artikelen 133b, 133c en 133d waardoor in vergelijkbare gevallen bepalingen dan wel regels van de minister van overeenkomstige toepassing worden verklaard en in het bijzonder ook op artikel 134 waarin in het voorgestelde zevende lid verwezen wordt naar een ministeriële regeling op grond van artikel 9, zesde lid. De Raad adviseert om het hier gesignaleerde verschil nader te bezien, en bij handhaving ervan dit in de toelichting te motiveren.

b. Indien het hiervoor gesignaleerde verschil niet wordt weggenomen, dan verdient de aandacht dat in artikel 134a , eerste lid, derde volzin, de bevoegdheid nadere voorschriften te geven wordt toegekend aan gedeputeerde staten. In het huidige artikel 134, achtste lid, is deze bevoegdheid echter toegekend aan provinciale staten. De Raad beveelt aan om ten minste in de toelichting voor deze wijziging een verklaring te geven.

3. In het voorgestelde artikel 44 van de Waterschapswet wordt gesproken van een pensioen overeenkomstig de in de APPA voor leden van gedeputeerde staten geldende regels en in het huidige artikel 44 van een pensioen volgens bij provinciale verordening te stellen regels. De term uitkering komt in deze artikelen niet voor. Ook in de considerans van het onderhavige wetsvoorstel worden alleen de pensioenen van de leden van het dagelijks bestuur van een waterschap genoemd. In de toelichting wordt echter ook voor deze categorie gesproken over zowel pensioenen als uitkeringen. Daarnaast volgt uit artikel IV, derde lid, dat de verordening zowel regelingen over pensioenen als over uitkeringen bevat. Dit stemt overeen met de opbouw van de APPA, waarvan de titel van hoofdstuk 21 de term "uitkering" bevat en die van de hoofdstukken 22 tot en met 25 de term "pensioen". Aldus is buiten twijfel dat het de bedoeling is de bepalingen ten aanzien van uitkeringen van overeenkomstige toepassing te laten zijn. Naar het oordeel van de Raad dient dit dan ook duidelijk uit de wet te blijken. Daarom adviseert het college de term "uitkering" alsnog in artikel 44 op te nemen.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 6 juni 2000, no.W04.00.0156/I, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- In artikel I, in artikel 134a, tweede volzin: "zij" vervangen door: zijn.
- In artikel I, in artikel 137 de wijziging doorvoeren in het derde lid in plaats van in het tweede lid.
- In artikel II, onderdelen A en B, daar de artikelen 160a en 160b in de vijfde afdeling worden ingevoegd, "de vijfde afdeling van deze wet" vervangen door: deze afdeling.
- Artikel I, onderdeel O, omwille van de duidelijkheid toelichten.



Nader rapport (reactie op het advies) van 27 juni 2000


1. Het advies van de Raad met betrekking tot het tweede lid van artikel 2b is opgevolgd. Daaruit blijkt nu duidelijker dat de indeplaatstreding niet wegneemt dat de ministeriële regels op grond van het vijfde lid van artikel 2a van overeenkomstige toepassing zijn.

2. De Raad signaleert in het wetsvoorstel een verschil in aanpak met betrekking tot gedelegeerde regelgeving. Meestal wordt regelgeving op rijksniveau van overeenkomstige toepassing verklaard. In het voorgestelde artikel 134a wordt evenwel aan de provincies en de gemeenten de mogelijkheid gegeven nadere voorschriften te geven. De reden voor dit verschil is dat het hier gaat om de uitvoering van een regeling, dus niet om de inhoud ervan. Het wetsvoorstel brengt immers geen verandering in de uitvoering en de financiering van de Appa-regelingen voor de gedeputeerden en de wethouders.
Bij nader inzien acht ik de reden voor het gesignaleerde verschil echter onvoldoende om dit te handhaven. Ook voor uitvoeringsaangelegenheden dient een belangrijk doel van het wetsvoorstel te prevaleren, namelijk het ontlasten van de provincies en de gemeenten van regelgeving op het onderhavige rechtspositionele terrein. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn in verband hiermee aangepast.

3. De vaststelling van de Raad dat het buiten twijfel de bedoeling is de bepalingen ten aanzien van uitkeringen van overeenkomstige toepassing te laten zijn, onderschrijf ik. Het college adviseert de term «uitkering» alsnog in artikel 44 op te nemen. Naar aanleiding hiervan merk ik op dat het de bedoeling is om het gehele «pakket» van de Appa van overeenkomstige toepassing te laten zijn. Dus niet alleen de uitkering bij aftreden en het zogenoemde eigen pensioen, maar ook overlijdensuitkeringen en nabestaandenpensioenen, alsmede het stelsel van inhoudingen op het inkomen van een politieke ambtsdrager. De huidige provinciale verordeningen op grond van de geldende tekst van artikel 44 Waterschapswet hebben daaraan ook op die wijze invulling gegeven. Gelet op het advies van de Raad van State is echter de tekst van artikel 44 Waterschapswet zodanig aangepast dat de bedoeling om het gehele «Appa-pakket» te laten gelden uitdrukkelijk blijkt.

4. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn verwerkt in het wetsvoorstel en in de memorie van toelichting.

Ik moge U in overeenstemming met de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties



(1) Artikel I, onder A.
(2) Artikel I, onder J.