Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met wijziging van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement en invoering van de Wet financiering loopbaanonderbreking.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met wijziging van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement en invoering van de Wet financiering loopbaanonderbreking.

Bij Kabinetsmissive van 20 januari 2000, no.00.000187, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met wijziging van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement en invoering van de Wet financiering loopbaanonderbreking.

Met het ontwerpbesluit worden het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), het Ambtenarenreglement Staten-Generaal en het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken gewijzigd in verband met wijziging van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement en in verband met de invoering van de Wet financiering loopbaanonderbreking. De (financiële) aanspraken van ambtenaren die wegens lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal of het Europees Parlement tijdelijk zijn ontheven van hun functie, worden door de voorgestelde wijziging van het ARAR veiliggesteld. Op grond van de Wet financiering loopbaanonderbreking kan een ambtenaar in bepaalde gevallen een financiële tegemoetkoming ontvangen; het ontwerpbesluit voorkomt cumulatie van deze tegemoetkoming met de doorbetaalde bezoldiging.
De Raad van State plaatst met betrekking tot het voorgestelde artikel 16 ARAR hierna enkele kritische kanttekeningen bij de gebruikte terminologie, bij de cumulatie van non-activiteitsweddes alsmede bij de financiële gevolgen van de terugwerkende kracht.

1.Ingevolge artikel 3 van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement (hierna: de Wet) worden ambtenaren bij ministeries en bij Hoge Colleges van Staat en beroepsmilitairen in werkelijke dienst van rechtswege op non-activiteit gesteld, zodra zij tot het lidmaatschap van onder meer de Eerste Kamer der Staten-Generaal zijn toegelaten. Gedurende de non-activiteit wordt hun bezoldiging ingehouden. Tijdens de non-activiteit ontvangen zij een non-activiteitswedde (50% van de normale bezoldiging). Tijdens de non-activiteit worden zij tijdelijk ontheven van de waarneming van hun ambt.
De stukken bij het ontwerpbesluit geven de indruk dat uitsluitend is gelet op de gevolgen van het lidmaatschap van het Europees Parlement en van de Tweede Kamer. Voor de betrokken ambtenaren die uit de waarneming van hun ambt worden ontheven vanwege hun verkiezing tot lid van de Eerste Kamer, betekent het ontwerpbesluit dat zij naast de op de Wet gebaseerde non-activiteitswedde van 50 % nog een op artikel 16 van het ARAR berustende vergoeding van 100 % van hun normale bezoldiging (na aftrek van hun inkomsten in verband met hun werkzaamheden als Eerste-Kamerlid) zullen ontvangen; en dat terwijl de bedoelde werkzaamheden slechts beperkte tijd vergen.

De Raad adviseert de tot lid van de Eerste Kamer gekozenen buiten de regeling van artikel 16 te houden.
Naar het oordeel van de Raad verdient het tevens aanbeveling de term non-activiteitswedde in het ARAR te vervangen door een andere term, nu de term non-activiteitswedde een bij de wet bepaalde betekenis heeft en verwarring daarmee voorkomen dient te worden.

2.Artikel VI verbindt terugwerkende kracht aan de wijziging van artikel 16 ARAR tot en met 21 augustus 1998, de datum van inwerkingtreding van de Wet. In de toelichting wordt echter niet ingegaan op de financiële gevolgen van de terugwerkende kracht. Niet aangegeven wordt op hoeveel personen de overgangsbepaling van toepassing zal zijn en welke lasten daardoor op de begroting zullen drukken en onder welke begrotingspost deze extra uitgaven zullen worden ondergebracht. Bij de wijziging van de Wet was het de indieners nog niet mogelijk een indicatie te geven op hoeveel personen de wijziging betrekking zou hebben; nu zou hierover wel duidelijkheid moeten bestaan. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

3.Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 23 maart 2000,no.W04.00.0020/I, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

- In de aanhef na "artikel 125" invoegen: , eerste lid,.



Nader rapport (reactie op het advies) van 26 juni 2000


De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
In dit kader breng ik het volgende onder uw aandacht.

De eerste opmerking van de Raad heeft betrekking op de voorgestelde wijzigingen van artikel 16 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement. De Raad adviseert de tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal gekozenen buiten de regeling van artikel 16 te houden.
Terecht heeft de Raad geconstateerd dat het voorgestelde artikel 16 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement tot een cumulatie van aanspraken zou kunnen leiden. Dit gevaar bestond overigens al eerder, maar heeft in de praktijk nimmer aanleiding gegeven tot cumulatie van aanspraken. In de praktijk wordt een nonactiviteitswedde toegekend op grond van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement en blijft toekenning op grond van artikel 16 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement achterwege. De opmerking van de Raad geeft mij niettemin aanleiding deze praktijk te verduidelijken. Daartoe is een nieuw vierde lid aan artikel 16 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement toegevoegd. Ingevolge dit vierde lid is artikel 16 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement niet van toepassing op degene die een non-activiteitswedde geniet uit hoofde van artikel 4, eerste lid, van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement.

Verder adviseert de Raad ter voorkoming van verwarring de term non-activiteitswedde in het Algemeen Rijksambtenarenreglement te vervangen door een andere term, nu deze term een bij wet bepaalde betekenis heeft. Dit voorstel van de Raad zal ik niet nu maar in een later stadium overnemen. De reden daarvoor is gelegen in de overweging dat artikel 16 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement een breder bereik heeft dan de doelgroep van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement. In de loop van dit jaar wordt een hercodificering van de ambtelijke rechtspositieregelingen - waaronder het Algemeen Rijksambtenarenreglement - ter hand genomen. In dit kader zal specifiek aan de gehanteerde terminologie aandacht worden besteed.

Met betrekking tot het voorgestelde Artikel VI merkt de Raad op dat niet is ingegaan op de financiële gevolgen van de aan dat artikel gegeven terugwerkende kracht. De Raad is met name geïnteresseerd waar de extra uitgaven zullen worden ondergebracht. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. Dit advies van de Raad is overgenomen, In de toelichting is aangegeven dat er geen financiële gevolgen zijn verbonden aan de thans voorgestelde wijzigingen.

De redactionele en ambtelijke kanttekeningen zijn eveneens overgenomen en in het voorstel verwerkt.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting wederom doen toekomen en u verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties