Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit van 6 oktober 1997, houdende regels voor geslachtsnaamswijziging.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit van 6 oktober 1997, houdende regels voor geslachtsnaamswijziging.

Bij Kabinetsmissive van 18 september 2000, no.00.005201, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit van 6 oktober 1997, houdende regels voor geslachtsnaamswijziging.

Het ontwerpbesluit strekt ertoe het Besluit van 6 oktober 1997, houdende regels voor geslachtsnaamswijziging (hierna: het Besluit) aan te passen aan de inmiddels gegroeide praktijk en daarin enige technische en grammaticale verbeteringen aan te brengen.
De Raad van State kan zich in grote lijnen vinden in het ontwerpbesluit, doch plaatst daarbij de volgende kanttekeningen.

1. Voorgesteld wordt om de hardheidsclausules in de artikelen 1, tweede lid, 3, vijfde lid, en 4, derde lid, van het Besluit te schrappen omdat volstaan kan worden met de algemene hardheidsclausule van artikel 6. De Raad wijst erop dat de te schrappen hardheidsclausules zijn geformuleerd als een "kan-bepaling", terwijl artikel 6 een imperatieve formulering bevat. Toch spreekt de nota van toelichting van "vergelijkbare bewoordingen".
Het komt het college gewenst voor dat deze kennelijk niet beoogde werking ongedaan wordt gemaakt. Dat zou wellicht het beste kunnen geschieden door in artikel 6 de woorden "wordt slechts" te vervangen door: kan worden.
De Raad adviseert daartoe over te gaan.

2. In artikel III wordt bepaald dat het besluit mede van toepassing is op verzoeken om geslachtsnaamswijziging die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit en waarop op dat tijdstip hetzij in eerste instantie hetzij in een bezwaarprocedure nog niet is beslist.
In de toelichting wordt aangegeven dat, aangezien het nieuwe recht in alle gevallen gunstiger is, er aanleiding is het nieuwe recht ook van toepassing te laten zijn op verzoeken en bezwaren die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit en waarop nog niet is beslist. De Raad merkt hierover het volgende op.
De hoofdregel van het overgangsrecht is onmiddellijke werking van het nieuwe recht. Voor de ingediende verzoeken waarop nog niet is beslist, geldt ingevolge deze regel dat het nieuwe recht van toepassing is en behoeft er derhalve voor deze verzoeken geen bepaling van overgangsrecht te worden opgenomen.
In de bezwaarprocedure vindt in het kader van een heroverweging van het oorspronkelijke besluit een ex nunc toetsing plaats. Gelet op het karakter van deze toetsing geldt ook in deze fase de hoofdregel van onmiddellijke werking van het nieuwe recht. Voor de ingediende bezwaren waar nog niet op is beslist behoeft daarom eveneens geen regeling te worden getroffen. De Raad adviseert artikel III te laten vervallen en desgewenst de toelichting in overeenstemming met het vorenstaande te verduidelijken.
3. Ingevolge artikel IV treedt het besluit in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Daar het besluit in alle gevallen gunstiger is, doet de vraag zich voor waarom het besluit niet met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst in werking treedt. Aanbevolen wordt deze eerdere inwerkingtreding te overwegen.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 31 oktober 2000, no.W03.00.0423/I, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- De opschriften boven artikel 3 (Wijziging geslachtsnaam van een minderjarige) en artikel 4 (Wijziging van de geslachtsnaam van een meerderjarige), daar in artikel 2 ook al een regeling is gegeven die alleen op het verzoek van de meerderjarige ziet, vervangen door opschriften die het onderscheid tussen de artikelen beter doet uitkomen.
- In artikel 4, onderdeel a, in de zinsnede "andere tot het gezin behorende kinderen", het woord "andere" laten vervallen omdat het onderdeel zelf ziet op een meerderjarige.



Nader rapport (reactie op het advies) van 16 januari 2001


1. Overeenkomstig het advies van de Raad van State is artikel 6 geformuleerd als een ‘kan-bepaling’.

2. Overeenkomstig het advies van de Raad van State is artikel III als zijnde overbodig geschrapt.

3. De Raad van State beveelt aan om inwerkingtreding met ingang van de dag na de datum van publicatie te overwegen. De voorkeur gaat echter uit naar een iets latere inwerkingtreding in verband met de noodzakelijke aanpassingen van het voorlichtingsmateriaal en de voorlichting aan de gemeenten. Er is nu duidelijkheid over de datum waarop het voorlichtingsmateriaal gereed zal zijn. In verband daarmee is als inwerkingtredingsdatum opgenomen 15 februari 2001.

4. De redactionele kanttekeningen zijn in acht genomen.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Justitie