Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met verduidelijking van de voorschriften inzake vuurwapengebruik en melding van de aanwending van geweld.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met verduidelijking van de voorschriften inzake vuurwapengebruik en melding van de aanwending van geweld.

Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2000, no.00.004307, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met verduidelijking van de voorschriften inzake vuurwapengebruik en melding van de aanwending van geweld.

Dit ontwerpbesluit strekt tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: de ambtsinstructie). De wijzigingen hebben betrekking op de melding van geweldsgebruik en het gebruik van het vuurwapen.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit maar maakt een opmerking, in verband waarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

In het ontwerpbesluit wordt voorgesteld artikel 1, derde lid, onderdeel c, van de ambtsinstructie zodanig te wijzigen dat de ambtenaar weliswaar de mogelijkheid houdt om het vuurwapen ten behoeve van zijn eigen veiligheid ter hand te nemen, maar dat dit ter hand nemen als geweldsgebruik wordt aangemerkt en dientengevolge meldingsplichtig wordt gemaakt.(zie noot 1)
De Raad wijst er in dit verband op dat het aanmerken van het gebruik van een vuurwapen ten behoeve van de eigen veiligheid als geweldsgebruik tot gevolg heeft dat ingevolge artikel 5 van de ambtsinstructie, indien een meerdere ter plaatse aanwezig is, diens uitdrukkelijke last is vereist. In een situatie als hier bedoeld zal echter zulk een last omwille van de veiligheid van de ambtenaar of van een derde, niet altijd kunnen worden afgewacht. Gelet daarop adviseert de Raad artikel 5, tweede lid, van de ambtsinstructie aan te vullen in die zin dat het eerste lid ook niet van toepassing is indien de daarin bedoelde last met het oog op de veiligheid van de ambtenaar of van een derde redelijkerwijs niet kan worden afgewacht.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 29 juni 2001


De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met zijn opmerkingen rekening zal zijn gehouden. De opmerkingen van de Raad geven mij aanleiding tot de volgende reactie.

Artikel 5, eerste lid, van de Ambtsinstructie regelt dat de ambtenaar die onder leiding van een ter plaatse aanwezige meerdere optreedt, geen geweld gebruikt dan na uitdrukkelijke last van deze meerdere. Nu in artikel 1, derde lid, onderdeel c, van het ontwerpbesluit onder het aanwenden van geweld ook wordt begrepen het ter hand nemen van een vuurwapen is, anders dan nu het geval is, diens uitdrukkelijke last ook vereist wanneer de ambtenaar zijn vuurwapen uit voorzorg, ten behoeve van zijn eigen veiligheid of die van anderen ter hand neemt. De Raad wijst erop dat omwille van de veiligheid van de ambtenaar of de veiligheid van derden een uitdrukkelijke last in deze situatie niet altijd afgewacht zal kunnen worden.

In het advies van de Raad heb ik aanleiding gezien aan artikel 5 van de Ambtsinstructie een derde lid toe te voegen. Indien een ambtenaar redelijkerwijs mag aannemen dat een situatie ontstaat waarin hij bevoegd is en vuurwapen te gebruiken en in verband met zijn veiligheid of die van anderen zijn vuurwapen ter hand wil nemen, behoeft hij geen last van een ter plaatse aanwezige meerdere, voor zover deze redelijkerwijs niet kan worden afgewacht. Dit nieuwe artikellid is nader toegelicht in de nota van toelichting.

Het advies van de Raad heeft mij er tevens toe gebracht de tekst van artikel 5, eerste lid, in overeenstemming te brengen met de begripsbepaling van artikel 1, derde lid, onder c. Het begrip 'gebruiken van geweld', wordt vervangen door het begrip 'aanwenden van geweld', een punt dat destijds, bij het opstellen van de Ambtsinstructie in 1994, over het hoofd is gezien.

Van de gelegenheid heb ik gebruik gemaakt om in het voorgestelde artikel 17 de wijze waarop de melding dient te worden vastgelegd aan te passen. Ingevolge het tweede lid dient de meerdere de melding van de ambtenaar die geweld heeft aangewend terstond vast te leggen op een bij ministeriële regeling vastgestelde wijze. Door niet langer in de Ambtsinstructie te bepalen dat de melding dient te worden vastgelegd in een formulier waarvan het model bij ministeriële regeling is vastgesteld, wordt ruimte gelaten om in dit verband gebruik te maken van de mogelijkheden die ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie bieden.

Voorts heb ik enkele tekstuele wijzigingen aangebracht in de tekst van het ontwerpbesluit alsmede de toelichting en is een thans niet meer correcte verwijzing naar de Wet wapens en munitie in artikel 37, derde lid, onderdeel c, aangepast.

Ik moge u hierbij, mede namens mijn ambtgenoten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Justitie



(1) Artikel I, onderdeel A, onder 1, van het ontwerpbesluit.