Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria en het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria en het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand.

Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2000, no.00.004308, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria en het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand.

Het ontwerpbesluit strekt ertoe het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria en het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand te wijzigen naar aanleiding van het evaluatierapport van de Wet op de rechtsbijstand, dat op 16 december 1998 aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is gestuurd. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen. Hij is van mening dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. In artikel II, onderdeel A, van het ontwerpbesluit wordt aan artikel 9 van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand een lid toegevoegd, waarin is bepaald dat voor de vaststelling van het vermogen door de rechtzoekende onder bepaalde in dat lid omschreven omstandigheden "een geheel of een gedeelte van het vermogen dat is gereserveerd ten behoeve van oudedagsvoorziening" niet in aanmerking wordt genomen.

a. De Raad merkt allereerst op dat dit gereserveerde vermogen niet nader is omschreven, hetgeen kan leiden tot een uiteenlopende uitleg door de verschillende raden voor de rechtsbijstand. Dit is in strijd met de beoogde eenheid van uitvoering. Daarenboven is dit begrip ook niet gedefinieerd in bijvoorbeeld de Wet op de inkomstenbelasting 2001, zodat ook niet op deze wetgeving kan worden teruggevallen.
Het college adviseert in het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand niet de voorgestelde vage terminologie op te nemen maar daarin te omschrijven welke deficiënties in de oudedagsvoorziening worden gecompenseerd door vrijlating van vermogen.

b. De Raad merkt met betrekking tot artikel 9 van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand tevens op, dat bij de vaststelling van het vermogen de in aanmerking te nemen bezittingen en schulden zelfstandig worden omschreven en geen aansluiting wordt gezocht bij wetgeving op het terrein van andere subsidies of van de belastingheffing. Aldus wordt niet steeds een evenwichtig resultaat bereikt. Zo worden personenauto’s in het algemeen niet als bezitting aangemerkt, maar wel indien zij deel uitmaken van een ondernemingsvermogen. Schulden worden deels in aanmerking genomen bij de waardebepaling van de bezittingen (ondernemingsvermogen en aandelen in onverdeelde boedels), deels afzonderlijk. Dit leidt er onder meer toe dat overbedelingsschulden en studiefinancierings-schulden niet als schulden in aanmerking worden genomen aangezien deze niet zijn aangegaan ter verkrijging van bezittingen.
De Raad adviseert, nu artikel 9 toch wordt herzien, tevens aandacht te geven aan de omschrijving van de in aanmerking te nemen bezittingen en schulden. Daarbij zou de mogelijkheid moeten worden onderzocht om meer dan thans het geval is aansluiting te zoeken bij de inkomstenbelastingwetgeving, en in het bijzonder voor zoveel het de inkomens- en vermogenspositie van ondernemers betreft af te gaan op de vaststelling door de belastingdienst.

2. Ingevolge artikel IV van het ontwerpbesluit treedt artikel I, onderdeel A, van het ontwerpbesluit in werking op hetzelfde tijdstip als waarop de Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het beroep in cassatie in strafzaken (uitsluiting beroep in lichte overtredingszaken en invoering verplichte schriftuur van een advocaat) (Stb.467) in werking treedt.
De Raad merkt op dat in artikel IX van deze wet is bepaald dat de artikelen van deze wet in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Het college adviseert met het oog daarop in artikel IV van het ontwerpbesluit te bepalen bij de inwerkingtreding van welk artikel of welke artikelen van deze wet artikel I, onderdeel A, van het ontwerpbesluit in werking treedt.

3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 1 september 2000, no.W03.00.0287/I, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

- In de aanhef tot uitdrukking brengen dat het ontwerpbesluit mede strekt tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000.



Nader rapport (reactie op het advies) van 14 september 2000


1a. De Raad merkt op dat het vermogen dat is gereserveerd ten behoeve van de oudedagsvoorziening en dat niet in aanmerking wordt genomen bij de vaststelling van het totale vermogen niet nader is omschreven. Dit kan leiden tot een uiteenlopende uitleg van dit begrip door de raden voor rechtsbijstand. Voornoemd gereserveerd vermogen is niet nader verduidelijkt, aangezien dit begrip ruim geïnterpreteerd moet worden. Onder dit vermogen valt niet alleen cash geld dat de rechtzoekende thuis heeft liggen ten behoeve van zijn oudedagsvoorziening, maar ook bijvoorbeeld een afgesloten lijfrente. Het bureau rechtsbijstandvoorziening beoordeelt of dit vermogen is gereserveerd ten behoeve van de oudedagsvoorziening. Opdat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat het gereserveerde vermogen op verschillende wijze wordt uitgelegd stemmen de raden voor rechtsbijstand het te voeren beleid hieromtrent met elkaar af. Bovendien geven de raden in hun jaarplannen inzicht in het terzake gevoerde beleid. Op deze manier verkrijgt ook de Minister van Justitie inzicht in de wijze waarop met de uitleg van dit vermogenbegrip wordt omgegaan. De toelichting is op dit punt verduidelijkt.

1b. De Raad merkt met betrekking tot artikel 9 van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand op dat bij de vaststelling van het vermogen de in aanmerking te nemen bezittingen en schulden zelfstandig worden omschreven en geen aansluiting wordt gezocht bij de wetgeving op het terrein van andere subsidies of van de belastingen. De Raad stelt voor om, nu artikel 9 toch wordt herzien, hieraan aandacht te besteden. In de toelichting bij artikel 9 is destijds aangegeven dat voor de opsomming van de bezittingen aansluiting is gezocht bij de vermogensbelasting. Bezittingen die voor de vermogensbelasting buiten beschouwing blijven, blijven ook in dit kader buiten beschouwing. Aanvullend worden ook enkele andere bezittingen buiten beschouwing gelaten. De reden hiervan was dat een aantal bezittingen lastig te waarderen dan wel moeilijk te controleren is. Indien blijkt dat de rechtzoekende bezittingen van aanzienlijke waarde heeft, kan het bureau deze (alsnog) bij de vermogensvaststelling betrekken. Alhoewel deze vaststelling van het vermogen naar tevredenheid functioneert, wordt thans onderzocht of de vaststelling van de draagkracht van de rechtzoekende kan worden verbeterd. Daarbij wordt onderzocht in hoeverre kan worden aangesloten bij draagkrachtcriteria die op andere rechtsterreinen worden gehanteerd. Het is niet wenselijk om vooruitlopend op de resultaten van dit onderzoek een wijziging in de vermogensvaststelling aan te brengen.

2. De Raad stelt voor de inwerkingstreding aan te passen. Aangezien de Wet uitsluiting beroep in lichte overtredingszaken en invoering verplichte schriftuur van een advocaat op 1 oktober 2000 in werking treedt, kan het onderhavige besluit in zijn geheel ook op die datum in werking treden.

3. De redactionele kanttekening is verwerkt.

Ik moge u hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Justitie