Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gemeentewet (identificatieplicht voor prostituees).


Volledige tekst

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gemeentewet (identificatieplicht voor prostituees).

Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2000, no.00.003057, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gemeentewet (identificatieplicht voor prostituees).

Het wetsvoorstel strekt ertoe om aan ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de gemeentelijke voorschriften met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, de bevoegdheid te geven om van een prostituee de inzage te vorderen van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. De Raad van State meent dat expliciet zou moeten worden ingegaan op de vraag of deze beperking van het grondrecht van eenieder op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, verenigbaar is met de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verder plaatst het college een kanttekening bij de formulering van het wetsvoorstel.

1. De voorgestelde identificatieplicht raakt aan het grondrecht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer als geformuleerd in artikel 10, eerste lid, van de Grondwet alsmede artikel 8 EVRM.
De Raad adviseert daarom, de voorgestelde bepaling in de toelichting mede te motiveren tegen de achtergrond van de genoemde bepalingen(zie noot 1) en de daarin gestelde vereisten.

2. De aanduiding van een prostituee als "degene die seksuele handelingen met een derde tegen betaling verricht" kan aanleiding geven tot het misverstand dat identificatie slechts kan worden gevraagd terwijl de betrokkene bezig is bedoelde handelingen te verrichten, terwijl het gaat om personen die er een beroep van maken dergelijke handelingen te verrichten.
De Raad adviseert daarom een andere formulering te kiezen.

3. De Registratiekamer besteedt in haar advies van 11 mei 2000 aandacht aan het vastleggen van gegevens die zijn ontleend aan het identificatiepapier.
De Raad beveelt aan hierop in de memorie van toelichting in te gaan.

4. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 25 mei 2000, no.W03.00.0188/I, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

- In de vierde alinea van het algemene deel van de memorie van toelichting, punt 1, in de eerste volzin "gemeentelijke prostitutiebeleid" vervangen door: gemeentelijke beleid met betrekking tot prostitutie.



Nader rapport (reactie op het advies) van 30 mei 2000


1. Ingevolge het advies van de Raad is in de memorie van toelichting naar voren worden gebracht dat de voorgestelde identificatieplicht verenigbaar is met artikel 10, eerste lid, van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

2. Ingevolge het advies van de Raad is de tekst van het voorgestelde artikel 151a, tweede lid, van de Gemeentewet worden aangepast opdat buiten twijfel is dat de voorgestelde controlebevoegdheid betrekking heeft op een persoon die van het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling een beroep maakt.

3. Ingevolge het advies van de Raad is de memorie van toelichting aangevuld met een passage over het vastleggen van gegevens die zijn ontleend aan het identificatiepapier, zoals verwoord in het advies van de Registratiekamer van 11 mei 2000 over het wetsvoorstel.

De redactionele opmerking van de Raad is overgenomen.

Ik moge u hierbij verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie



(1) Zie ook het raadsadvies over de Wet op de identificatieplicht, kamerstukken II 1991/92, 22 694, blz.5.