Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de vaststelling van de landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en de nadere regels omtrent het ontwikkelingsprogramma (Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de vaststelling van de landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en de nadere regels omtrent het ontwikkelingsprogramma (Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing).

Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2000, no.00.004365, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende de vaststelling van de landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en de nadere regels omtrent het ontwikkelingsprogramma (Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing).

In het ontwerpbesluit worden ter uitvoering van de Wet stedelijke vernieuwing (hierna te noemen: de wet), de landelijke beleidsdoelstellingen voor stedelijke vernieuwing geformuleerd en nadere regels gegeven voor de ontwikkelingsprogramma's die de gemeenten moeten opstellen om voor een bijdrage voor stedelijke vernieuwingsprojecten (investeringsbudget) in aanmerking te komen. Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State aanleiding tot enkele opmerkingen; het college is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerp wenselijk is.

1. In artikel 3 van het ontwerpbesluit zijn op grond van artikel 7, tweede lid, van de wet nadere regels opgenomen ten aanzien van een aantal onderdelen van het gemeentelijke actieprogramma die de gemeenteraad ingevolge de wet in zijn ontwikkelingsprogramma dient op te nemen. In artikel 7, eerste lid, aanhef en onder e, van de wet wordt voorgeschreven dat in het ontwikkelingsprogramma wordt vermeld op welke wijze de ingezetenen van de gemeente en degenen die belang hebben bij het programma, worden gehoord en met welk resultaat zij worden betrokken bij de voorbereiding en realisering van het programma. Aan dat voorschrift is uitwerking gegeven in artikel 3, vijfde, zesde en twaalfde lid. Daarbij wordt geen rekenschap gegeven van de mogelijkheid dat de belangen van het participerende bedrijfsleven en van doelgroepen en andere ingezetenen kunnen interfereren. In dat verband is van belang dat bij het opstellen van het ontwikkelingsprogramma door de gemeenteraad rekening wordt gehouden met de (planologische) procedures die zullen moeten worden doorlopen om de ontvouwde plannen gerealiseerd te krijgen. In dat opzicht zal het ontwikkelingsprogramma een reële planning, dus een mede daarop gerichte onderbouwing (artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet), dienen te bevatten.
Door het ontwikkelingsprogramma te richten op een evenwichtige inschakeling van belangenhebbenden en zorgvuldig af te stemmen op te doorlopen (planologische) procedures zal ook het risico kunnen worden beperkt dat het ontwikkelingsprogramma niet volledig wordt uitgevoerd en de minister of gedeputeerde staten deswege op grond van artikel 10, eerste lid, onder a, van de wet het verleende investeringsbudget intrekt of wijzigt respectievelijk intrekken of wijzigen.
De Raad adviseert in het ontwerpbesluit nadere regels van de vorenbedoelde strekking op te nemen.

2. In de toelichting op artikel 3, negende lid, wordt uiteengezet dat in het daarin geregelde "prestatieveld" van de omgevingskwaliteit mede cultuurhistorische elementen zijn opgenomen. Dat is niet uitdrukkelijk bepaald in artikel 3, negende lid. Mede gelet op het feit dat het behoud van cultuurhistorische waarden in artikel 2, aanhef en onder f , als landelijke doelstelling van stedelijke vernieuwing is geformuleerd, verdient het aanbeveling daarin alsnog te voorzien.
De Raad adviseert artikel 3, negende lid, aldus aan te vullen.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-president van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 16 november 200


1. De aanbeveling van de Raad van State is gevolgd. In artikel 3, zesde lid, is opgenomen dat bij het opstellen van het gemeentelijk ontwikkelingsprogramma rekening moet worden gehouden met de procedures die moeten worden doorlopen om de plannen gerealiseerd te krijgen. Voorts is de toelichting bij dit artikellid overeenkomstig deze toevoeging aangevuld.

2. De aanbeveling van de Raad van State is gevolgd. Artikel 3, negende lid, is aangevuld met de eis dat het gemeentelijk ontwikkelingsprogramma tevens ingaat op de vraag of, en zo ja, welke maatregelen tot het behoud van cultuurhistorische waarden nodig zijn.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer