Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen, het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (avi-bodemas).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen, het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (avi-bodemas).

Bij Kabinetsmissive van 23 november 1999, no.99.005514, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen, het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (avi-bodemas).

Het ontwerpbesluit strekt ertoe het gebruik van avi-bodemas in werken in de grond-, weg- en waterbouw opnieuw te reguleren. Avi-bodemas is de as die resteert na verbranding door afvalverbrandingsinrichtingen van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen. Voorheen was deze materie geregeld door middel van de IPO/VROM-richtlijn. De eisen uit deze richtlijn zijn onderscheidenlijk verwerkt in het Bouwstoffenbesluit (inwerkingtreding op 1 januari 1999), het ontwerpbesluit en voorzover het betreft civiel-technische eisen met betrekking tot het gebruik van avi-bodemas, in de zogenaamde standaard RAW-bepalingen. De Raad van State kan zich vinden in de hoofdlijnen en plaatst bij het ontwerpbesluit de volgende opmerkingen.

1. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, zijn de termen "roosteroven" en "wervelbedoven" niet omschreven met behulp van een verwijzing naar een norm van een normalisatie-instituut, om te voorkomen dat een roosteroven of een wervelbedoven die niet precies voldoet aan een dergelijke norm buiten het ontwerpbesluit valt. Het ontwerpbesluit noch de toelichting maakt echter duidelijk welke kenmerken bepalend zullen zijn om vast te stellen of wel of niet sprake is van een roosteroven of wervelbedoven. Het college meent dat het toepassingsbereik van het onderhavige besluit met het vermelden van die criteria zou kunnen worden verduidelijkt en adviseert deze in de toelichting te vermelden.

2. In artikel I, onderdeel C, van het ontwerpbesluit is neergelegd dat de vaststelling of avi-bodemas voldoet aan de gestelde eisen geschiedt aan de hand van de in de nationale beoordelingsrichtlijn beschreven methode of een methode die daaraan ten minste gelijkwaardig is. In de artikelsgewijze toelichting staat dat uit het keuringsrapport zal blijken of aan de eisen van het ontwerpbesluit is voldaan.
Vervolgens stelt de toelichting dat het van belang is dat de nationale beoordelingsrichtlijn in het kader van het ontwerpbesluit niet wordt aangemerkt als een kwaliteitsverklaring om te bepalen of een partij avi-bodemas voldoet aan het ontwerpbesluit.
Deze opmerking en de bepaling van het ontwerpbesluit lijken elkaar tegen te spreken, tenzij de "kwaliteitsverklaring" iets anders zou zijn dan de vaststelling dat de avi-bodemas aan de in het besluit gestelde eisen voldoet. Verder wordt verwezen naar het " KOMO-attest-met-produkt-certificaat" zonder uit te leggen wat hier bedoeld wordt. De Raad adviseert de nota van toelichting helderder te redigeren en de gebruikte begrippen uit te leggen.

3a. In de toelichting op artikel I, onderdeel B, tweede lid, wordt onder 2 opgemerkt: "De vermenging van avi-bodemas en avi-vliegas leidt tot een verslechtering van de milieuhygiënische kwaliteit van de bouwstof".
Het college beveelt aan te vermelden in welk opzicht dit het geval is en waarom dit in alle gevallen onaanvaardbaar is.

b. In dezelfde paragraaf komt de opmerking voor: "Indien avi-vliegas op of in de bodem wordt gebracht, is er sprake van definitieve verwijdering van afvalstoffen en niet langer van nuttige toepassing van afvalstoffen."
De Raad merkt op dat het antwoord op de vraag of sprake is van definitieve verwijdering dan wel van nuttige toepassing niet wordt gevonden in de beoordeling van de combinatie van het feit van de vermenging met het op of in de bodem brengen, doch uitsluitend aan de hand van toetsing aan de definitie van nuttige toepassing in onder meer Verordening (EEG) nr.259/93 van de Raad van 1 februari 1993. Een opvatting overeenkomstig de aangehaalde zin zou kunnen leiden tot een onjuiste toepassing van laatstgenoemde verordening.
Het college adviseert de tekst van de toelichting aan te passen.

4. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-president van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 17 februari 2000, no.W08.99.0585/V, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

- De verwijzing naar artikel 30 van het EG-Verdrag in de slotalinea van het algemeen deel van de nota van toelichting wijzigen in een verwijzing naar artikel 28 van het EG-verdrag.



Nader rapport (reactie op het advies) van 19 juli 2000


1. Aan het advies van de Raad om het toepassingsbereik van het ontwerpbesluit te verduidelijken is gevolg gegeven door een omschrijving van de termen "roosteroven" en ‘wervelbedoven" in het ontwerpbesluit op te nemen. Hiermee wordt het toepassingsbereik van het ontwerpbesluit beperkt tot de roosterovens en wervelbedovens die vallen onder de omschrijving van deze termen in ‘NEN 5880, Afval en afvalverwijdering - Algemene termen en definities, uitgegeven door het Nederlandse Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 november 1987’. Inmiddels is namelijk gebleken dat deze omschrijvingen voldoende ruim zijn om de ovens te omvatten die in de handel zijn of in de nabije toekomst in de handel zullen worden gebracht. De relevante passage in de nota van toelichting is daaraan aangepast.

2. Aan het advies van de Raad om de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel C, helderder te redigeren en de gebruikte begrippen uit te leggen is gevolg gegeven. In dit verband merk ik hier nog wel op dat het begrip ‘KOMO-attest-met-product-certificaat’ reeds geïntroduceerd is in artikel I, onderdeel A, van het ontwerpbesluit. Tevens merk ik hier op dat een kwaliteitsverklaring inderdaad iets anders is dan de vaststelling dat de avi-bodemas aan de in het ontwerpbesluit gestelde eisen voldoet en deel ik de visie van de Raad dat in dat geval het ontwerpbesluit en de nota van toelichting elkaar niet tegenspreken.

3a. Eveneens is gevolg gegeven aan het advies van de Raad om in de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onder B, tweede lid, onder 2, te vermelden in welk opzicht de vermenging van avi-bodemas en avi-vliegas leidt tot een verslechtering van de milieuhygiënische kwaliteit van de bouwstof en waarom dit in alle gevallen onaanvaardbaar is.

3b. Verder heeft de Raad naar aanleiding van de toelichting op artikel I, onderdeel B, tweede lid, onder 2, opgemerkt dat uitsluitend aan de hand van een toetsing aan de definitie van nuttige toepassing in onder meer verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 antwoord kan worden gegeven op de vraag of er sprake is van definitieve verwijdering of nuttige toepassing, indien avi-bodemas die vermengd is met avi-vliegas op of in de bodem wordt gebracht. Ik kan deze stelling onderschrijven en heb, overeenkomstig het advies van de Raad, dit onderdeel van de nota van toelichting aangepast om een mogelijke andere uitleg van de desbetreffende passage te voorkomen.

4. Aan de redactionele kanttekening van de Raad is gevolg gegeven.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer