Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Westerscheldetunnelweg, gedeelte in Zeeuws-Vlaanderen, gelegen tussen de Binnendijk en de rijksweg 61 , met bijkomende werken, in de gemeente Terneuzen.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Westerscheldetunnelweg, gedeelte in Zeeuws-Vlaanderen, gelegen tussen de Binnendijk en de rijksweg 61 , met bijkomende werken, in de gemeente Terneuzen.

Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met een schrijven van 25 april 2000, no.HKW/R 2000/6635, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Westerscheldetunnelweg, gedeelte in Zeeuws-Vlaanderen, gelegen tussen de Binnendijk en de rijksweg 61 , met bijkomende werken, in de gemeente Terneuzen.

In de overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen van de reclamanten die betrekking hebben op de verhouding tussen de onteigeningsprocedure en de planologische procedure wordt er niet - zoals te doen gebruikelijk - op gewezen dat het onteigeningsplan pas kan worden uitgevoerd wanneer de daarvoor vereiste planologische grondslag onherroepelijk is geworden. De desbetreffende overwegingen zullen naar de mening van de Raad van State alsnog in die zin moeten worden aangevuld. Voorts is niet duidelijk of het met de reclamanten gevoerde overleg over de minnelijke verwerving van hun gronden afhankelijk is van de uitkomst van de lopende planologische procedures. Indien dat het geval is, zal tevens - eveneens als te doen gebruikelijk - in de genoemde overwegingen erop moeten worden gewezen dat de verzoeker om onteigening de eigenaren van de betrokken gronden in de gerechtelijke procedure niet eerder zal dagvaarden dan nadat onherroepelijk op hun bedenkingen of beroep in de planologische procedure is beslist.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-president van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 19 juni 2000


In de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure hebben twee rechthebbenden van de mogelijkheid gebruik gemaakt om zienswijzen kenbaar te maken over de plannen van het werk en van onteigening; te weten de heren van der Gouwe en de heer en mevrouw Barbé.

Met betrekking tot het minnelijk overleg dat met de heren van der Gouwe is gevoerd merk ik op, dat het uitgangspunt in dat overleg reeds lange tijd verwerving van het gehele bedrijf is. Verwerving van het gehele bedrijf is door rechthebbenden, naast de door hen als ongewenst aangemerkte doorsnijding van het akkerbouwbedrijf, met name ingegeven door de in de nabije toekomst te verwachten onteigening ten behoeve van de aanleg van een klaverblad voor de aansluiting van de Westerscheldetunnelweg op de provinciale weg N61. Voor de aanleg van dit klaverblad, dat zal gaan dienen als vervanging van de momenteel voorziene rotonde, zullen eveneens enige aangrenzende gronden van rechthebbenden benodigd zijn. Reeds voor de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure zijn door de verzoeker om onteigening diverse aanbiedingen gedaan. Met rechthebbenden is inmiddels verregaande overeenstemming over minnelijke verwerving van het gehele bedrijf bereikt.

Met betrekking tot het minnelijk overleg dat met de heer en mevrouw Barbé is gevoerd merk ik op, dat het uitgangspunt in dat overleg verwerving van het gehele bedrijf is.

Verwerving van het gehele bedrijf is op verzoek van rechthebbenden als uitgangspunt gekozen, met name vanwege de verwachte negatieve effecten van de doorsnijding van het bedrijf. Ook in dit geval heeft het minnelijk overleg voor de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure tot het uitbrengen van een bod op basis van verplaatsing van het gehele bedrijf kunnen leiden. Het overleg is nadien voortgezet, maar heeft tot op heden niet kunnen leiden tot minnelijke overeenstemming. In dit verband merk ik op, dat het minnelijk overleg met rechthebbenden zich op de hoogte van de schadevergoeding concentreert.

Het bovenstaande leidt mij tot de conclusie, dat de destijds lopende planologische procedures geen belemmering zijn gebleken voor het met beide rechthebbenden voor de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure te voeren minnelijke overleg.

De heren van der Gouwe ageren bij gedeputeerde staten van Zeeland voornamelijk tegen het verlenen van goedkeuring aan het bestemmingsplan "Eerste herziening van het bestemmingsplan Westerschelde-oeververbinding" vanwege de voor hen onacceptabele planologische omgang met hun bedrijf nu de gemeente Terneuzen voor de planologische inpassing van de Westerscheldetunnelweg gesteld staat. Specifiek richten zij zich tegen de in het bestemmingsplan voorgestane gedeeltelijke (planologische) doorsnijding van het bedrijf.

De bedenkingen van de heer en mevrouw Barbé die zij bij gedeputeerde staten van Zeeland tegen het verlenen van goedkeuring aan het bestemmingsplan "Eerste herziening van het bestemmingsplan Westerschelde-oeververbinding" hebben kenbaar gemaakt, zijn voor zover relevant van gelijke strekking als die van de heren van der Gouwe.

Gelet op hetgeen hiervoor over het minnelijk overleg met rechthebbenden is gesteld en het feit dat zij nut en noodzaak van de Westerscheldetunnelweg zelf niet bestrijden, concludeer ik, dat het minnelijk overleg tussen partijen niet afhankelijk is geweest van de uitkomst van de lopende planologische procedures. In verband hiermee acht ik het opnemen van een nadere bepaling in het ontwerpbesluit over het moment waarop de verzoeker om onteigening tot dagvaarding van rechthebbenden kan overgaan en daarmee tot het doen aanvangen van de gerechtelijke onteigeningsprocedure kan verzoeken niet noodzakelijk. Ik merk op, dat het opnemen van een dergelijke bepaling in een koninklijk besluit tot aanwijzing ter onteigening van onroerende zaken voor de aanleg van wegen geenszins gebruikelijk is.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Verkeer en Waterstaat