Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels over de inschrijving en luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en de erkenning van bedrijven voor werkzaamheden die de luchtwaardigheid betreffen (Besluit luchtwaardigheid).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels over de inschrijving en luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en de erkenning van bedrijven voor werkzaamheden die de luchtwaardigheid betreffen (Besluit luchtwaardigheid).

Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2000, no.00.005665, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels over de inschrijving en luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en de erkenning van bedrijven voor werkzaamheden die de luchtwaardigheid betreffen (Besluit luchtwaardigheid).

Het ontwerpbesluit is grotendeels een uitwerking van hoofdstuk 3 van de wet van 29 april 1999(zie noot 1), houdende wijziging van de Wet luchtverkeer (thans Wet luchtvaart), dat gaat over luchtvaartuigen. Het is de bedoeling dat deze wet op een bij koninklijk besluit te bepalen datum in werking treedt tezamen met het ontwerpbesluit en de daarop gebaseerde ministeriële regelingen. In het ontwerpbesluit zijn nadere regels gesteld over de inschrijving van luchtvaartuigen, over type-certificaten, bewijzen van luchtwaardigheid en de erkenning van bedrijven. Uitgangspunt bij deze regels is het waarborgen van de veiligheid in de luchtvaart.
De Raad van State kan zich verenigen met de strekking van het ontwerpbesluit, maar plaatst daarbij de volgende kanttekeningen van wetgevingstechnische aard.

1. Het eerste lid, onderdeel a, van artikel 4 bepaalt dat een aanvraag voor een type-certificaat slechts kan worden ingediend door een houder van een erkenning voor het ontwerpen van producten. Op grond van het tweede lid is een dergelijke erkenning niet nodig indien het ontwerp van het product naar het oordeel van de minister van eenvoudige aard is en de aanvrager heeft aangetoond dat zijn organisatie van een adequate kwaliteitsborging is voorzien.
Blijkens de artikelsgewijze toelichting zullen door het samenwerkingsverband tussen een aantal Europese burgerluchtvaartautoriteiten criteria worden ontwikkeld op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het om een eenvoudig ontwerp gaat. Nadat deze criteria zijn vastgesteld, zullen ze in de Nederlandse regelgeving worden opgenomen. Gelet op het belang van de veiligheid van de luchtvaart en mede tegen de achtergrond van aanwijzing 17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving dat geen vage normen mogen worden gesteld, adviseert de Raad om de uitzonderingsmogelijkheid van artikel 4, tweede lid, niet in het ontwerpbesluit op te nemen, zolang evenbedoelde toetsingsciteria niet zijn vastgesteld.

2. Artikel 51 voorziet in de mogelijkheid om bepaalde hoofdstukken of onderdelen daarvan op verschillende tijdstippen in werking te laten treden.

Blijkens de artikelsgewijze toelichting is daarvoor gekozen omdat op het ontwerpbesluit diverse regelingen gebaseerd zullen worden waarvan het niet duidelijk is wanneer deze gereed zullen zijn. Daarnaast zal de Wet luchtvaart op enkele punten worden aangepast dan wel aangevuld, welke punten van belang zijn voor de toepasbaarheid van enkele bepalingen van het ontwerpbesluit, aldus de toelichting. Voor een goed begrip verdient het aanbeveling nader aan te geven welke wijzigingen van de Wet luchtvaart en welke bepalingen van het ontwerpbesluit het betreft. Omwille van een goed begrip verdient het tevens aanbeveling om in de nota van toelichting een overzicht op te nemen van bestaande ministeriële regelingen en de noodzakelijke wijzigingen daarvan alsmede van nieuwe ministeriële regelingen. De Raad adviseert om de nota van toelichting in die zin aan te vullen.

3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 17 november 2000, no.W09.00.0470/V, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

- In artikel 5, eerste lid, onder d, JAR-AWO definiëren.



Nader rapport (reactie op het advies) van 3 juli 2001


1. De tekst van artikel 4, tweede lid is overeenkomstig het advies van de Raad aangepast. Thans is bepaald dat de vraag of een ontwerp al dan niet van eenvoudige aard is zal worden bekeken aan de hand van bij ministeriële regeling vast te stellen regels. Zolang deze regels nog niet zijn vastgesteld zal het tweede lid van artikel 4 vanzelfsprekend nog geen toepassing vinden. De toelichting is op dit punt dienovereenkomstig aangepast.

2. Aanvankelijk was nog niet duidelijk wanneer de diverse regelingen op basis van het ontwerpbesluit gereed zouden zijn. Thans blijkt echter dat alle onder het ontwerpbesluit hangende regelgeving tijdig gereed is gekomen, zodat het gehele besluit op één tijdstip in werking kan treden. Daarnaast is een aanvulling dan wel wijziging van de Wet luchtvaart nog niet aan de orde, zodat ook uit dit oogpunt geen gedifferentieerde inwerkingtreding noodzakelijk is.

3. De redactionele kanttekening van de Raad is overgenomen.

4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het ontwerpbesluit en daarbij behorende Nota van Toelichting op enkele ondergeschikte punten aan te passen. Deze aanpassingen betreffen in hoofdzaak correcties van redactionele aard.

Ik moge U hierbij, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Verkeer en Waterstaat



(1) Stb. 1999, 235.