Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Kentekenreglement (weigering afgifte kentekenbewijs en enkele andere wijzigingen).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Kentekenreglement (weigering afgifte kentekenbewijs en enkele andere wijzigingen).

Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2000, no.00.005803, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Kentekenreglement (weigering afgifte kentekenbewijs en enkele andere wijzigingen).

Met het ontwerpbesluit worden wijzigingen in het Kentekenreglement aangebracht die voornamelijk verband houden met het treffen van voorzieningen tegen het niet nakomen van verplichtingen van eigenaren en houders van voertuigen die moeilijk zijn op te sporen dan wel insolvente derden, "katvangers", inschakelen die de kentekenbewijzen van de betrokken voertuigen meestal tegen vergoeding op hun naam hebben staan. De Raad van State onderschrijft het belang van het nemen van maatregelen tegen deze praktijk. Hij is evenwel van mening dat de in het ontwerpbesluit gekozen opzet niet kan worden gevolgd.

In het ontwerpbesluit is er bewust van afgezien de zogenaamde "katvangers", als zodanig aan te pakken, omdat deze in de praktijk moeilijk zijn te traceren. De regeling zou dan ook moeilijk handhaafbaar zijn en hoge rechtsbeschermingslasten meebrengen, aldus de nota van toelichting, onder "De bevindingen van de projectgroep" en onder "het verplichtingensignaal". In plaats daarvan is gekozen voor de voorziening de afgifte van een kentekenbewijs te weigeren in alle gevallen waarin uit het kentekenregister blijkt dat op naam van de aanvrager terzake van één of meer voertuigen niet is voldaan aan de verplichting tot het betalen van motorrijtuigenbelasting of verplichtingen inzake opgelegde sancties als bedoeld in de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (het in het Kentekenreglement in te voegen artikel 19a). Daarbij is het, zo vervolgt de toelichting, niet de bedoeling dat deze regeling ook zo ruim wordt toegepast, hoewel dat technisch mogelijk is. De toepassing zal worden beperkt tot de gevallen waarin de aanvrager inmiddels blijkt geregistreerd te zijn voor een voertuig waarvan hij niet de eigenaar of houder is en niet voldaan is aan vorengenoemde verplichtingen. De voeding van het kentekenregister door Belastingdienst en het Centraal Justitieel Incasso Bureau zal op basis van een door deze instanties op grond van artikel 19a, derde lid, vast te stellen tijdschema daarop worden afgestemd.
Het college stelt voorop dat de in artikel 19a, eerste lid, geregelde weigeringsgrond op zich mogelijk is en dat daarvoor een grondslag kan worden gevonden in artikel 49, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Hij acht evenwel de wijze waarop het toepassingsbereik is geregeld in artikel 19a, derde lid, en toegelicht in de nota van toelichting om de volgende redenen niet juist.

a. Voor het overlaten van de wijze van invulling van het kentekenregister aan de Belastingdienst en aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau is geen formeelwettelijke grondslag aanwezig in artikel 43, derde lid, van de WVW 1994. Ingevolge die bepaling zullen deze instanties aan de Dienst Wegverkeer op de door deze dienst te bepalen wijze mededeling moeten doen van de feiten die van belang zijn voor het bijhouden van het register.

b. De beoogde opzet leidt ertoe dat er onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende categorieën aanvragers, die alle vallen onder de algemene weigeringsgrond van artikel 19a, eerste lid, op een wijze die willekeurig overkomt en in ieder geval geen recht doet aan het gelijkheidsbeginsel: tussen bekende en onbekende katvangers en tussen katvangers en overige burgers die niet aan hun verplichtingen hebben voldaan.

c. Deze invulling staat op gespannen voet met de WVW 1994, waar in artikel 49, eerste lid, aanhef en onder d, is voorgeschreven dat de "overige" gevallen waarin de afgifte van een kentekenbewijs zou moeten worden geweigerd bij die maatregel worden aangegeven. In het ontwerpbesluit is daarvan geen sprake omdat het toepassingsbereik van de weigeringsgrond afhankelijk wordt gesteld van het beleid van de Belastingdienst en het Centraal Justitieel Incasso Bureau.

Om het beoogde resultaat te bereiken, zou naar de mening van de Raad kunnen worden volstaan met de algemene bepaling in artikel 19a, eerste lid, waarbij in het voorgestelde tweede lid de reikwijdte daarvan wordt beperkt tot die gevallen waarin sprake is van, qua aantal nader te bepalen, herhaalde niet-nakoming van de in het eerste lid van dat artikel bedoelde verplichtingen. Aldus zou, naar het de Raad voorkomt. de categorie "katvangers" grotendeels in een regeling kunnen worden gevangen. Het derde lid van artikel 19a is dan overbodig en kan daarom en vanwege het eerder gesignaleerde ontbreken van een wettelijke grondslag worden geschrapt.
De Raad adviseert het ontwerpbesluit in deze zin aan te passen.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 29 januari 2001


Het advies van de Raad is overgenomen. Hiertoe is in de tekst van het besluit in onderdeel D het tweede lid van het voorgestelde artikel 19a aangepast en zijn het derde en vierde lid vervallen. De nota van toelichting is dienovereenkomstig aangepast.

Voorts is de formulering van de inwerkingtredingsbepaling gewijzigd in verband met het feit dat de voorbereiding van de uitvoering van de voorgestelde maatregel inmiddels vergevorderd is en geen behoefte meer bestaat aan inwerkingtreding bij koninklijk besluit.

Tenslotte zijn enige wijzigingen van ondergeschikte aard aangebracht.

Gezien de formulering van het dictum van de Raad is het ontwerp opnieuw in de ministerraad behandeld. De ministerraad heeft inmiddels met het gewijzigde voorstel ingestemd.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Verkeer en Waterstaat