Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de uitbreiding van de spoorbaan tussen Amsterdam en Utrecht, het gedeelte vanaf de grens tussen de gemeente Abcoude en Loenen bij ± km 15.800 tot de grens tussen de gemeente Loenen en de gemeente Breukelen bij ± km 20.450 nabij de Ter Aaseweg, met bijkomende werken, in de gemeente Loenen.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de uitbreiding van de spoorbaan tussen Amsterdam en Utrecht, het gedeelte vanaf de grens tussen de gemeente Abcoude en Loenen bij ± km 15.800 tot de grens tussen de gemeente Loenen en de gemeente Breukelen bij ± km 20.450 nabij de Ter Aaseweg, met bijkomende werken, in de gemeente Loenen.

Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met een schrijven van 8 november 2000, no.HKW/R2000/13197, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de uitbreiding van de spoorbaan tussen Amsterdam en Utrecht, het gedeelte vanaf de grens tussen de gemeente Abcoude en Loenen bij ± km 15.800 tot de grens tussen de gemeente Loenen en de gemeente Breukelen bij ± km 20.450 nabij de Ter Aaseweg, met bijkomende werken, in de gemeente Loenen.

Reclamant sub 1 voert aan dat de gronden die gebruikt worden om duikers aan te leggen buiten de onteigening dienen te blijven aangezien die gronden zowel voor als na de uitvoering van het werk als agrarische grond in gebruik zijn respectievelijk blijven. De duikers (kokers in de grond) worden gebruikt om bestaande en nieuw te graven watergangen met elkaar te verbinden. Een soortgelijk bezwaar hebben reclamanten sub 2 aangevoerd.
Als reactie op deze zienswijze wordt in het ontwerpbesluit verwezen naar de passage waarin de noodzaak voor de onteigening in het algemeen uiteen wordt gezet. De noodzaak bestaat erin dat het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht als absolute eis steIt dat de voor de uitbreiding van de spoorbaan te dempen wateroppervlakte binnen hetzelfde peilgebied wordt gecompenseerd.
Hiermee wordt echter onvoldoende aangetoond dat het noodzakelijk is om gronden die gebruikt worden voor het aanleggen van duikers te onteigenen. Geadviseerd wordt het ontwerpbesluit op dit punt aan te vullen, dan wel de bedoelde gronden buiten de onteigening te houden.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 20 december 2000


De Raad van State merkt in voornoemd advies naar aanleiding van door reclamant sub 1 en reclamanten sub 2 kenbaar gemaakte zienswijzen op, dat de noodzaak van onteigening voor de aanleg van duikers - kokers in de grond die worden gebruikt om bestaande en nieuw te graven watergangen met elkaar te verbinden - onvoldoende is aangetoond met het vereiste om de voor de uitbreiding van de spoorbaan te dempen wateroppervlakte binnen hetzelfde peilgebied te compenseren. De Raad adviseert om het ontwerpbesluit op dit punt aan te vullen, dan wel de bedoelde gronden buiten de onteigening te houden.

In algemene zin merk ik hieromtrent het volgende op. Het gebruikelijke normale dwarsprofiel van een spoorweg bestaat uit een of meerdere sporen met bermen en spoorsloten. De spoorsloten dienen ter waarborging en regulering van de afwatering en enige andere doelstellingen zoals de afbakening van de spoorbanen. De afwatering is van groot belang om verzakking van de sporen tegen te gaan en daarmee de veilige exploitatie niet in gevaar te brengen. Spoorsloten kunnen in beperkte mate worden onderbroken door de alternatieve aanleg van duikers. Tezamen vormen zij de infrastructurele watergang.

Met betrekking tot de door de Raad genoemde duikers merk ik het volgende op. Uit nader onderzoek is gebleken, dat de bodemgesteldheid ter plaatse (naar het oordeel van het hoogheemraadschap) met zich mee brengt dat zonder herstel van de waterhuishouding verzakking bij de woning van de heer E.P. Kroon kan ontstaan. Dientengevolge is de verzoeker om onteigening voornemens om de reeds bestaande watergangen met bedoelde duikers te verbinden en aan te sluiten op de spoorsloot.

Voorts heeft de verzoeker om onteigening aangegeven, dat de aanleg van bedoelde duikers geen uitwerking is van de door het hoogheemraadschap gestelde eis tot compensatie van de door de aanleg van het werk te dempen wateroppervlakte binnen hetzelfde peilgebied, en dat deze duikers evenmin voor het herstel van de functionaliteit van de waterhuishouding vereist zijn. Tot slot is gebleken dat de duikers geen onderdeel uitmaken van de infrastructurele watergang.

Het bovenstaande leidt mij tot de volgende conclusie. De noodzaak van onteigening voor de aanleg van deze werken is onvoldoende aangetoond nu geen publiek belang gediend wordt. Dientengevolge moeten de daartoe benodigde gronden buiten de voorliggende onteigening worden gehouden. Het ontwerpbesluit is in deze zin aangepast.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

namens deze,

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat