Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen, met Protocol; 's-Gravenhage, 21 mei 1999 (Trb.1999, 112), met toelichtende nota.


Volledige tekst

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen, met Protocol; 's-Gravenhage, 21 mei 1999 (Trb.1999, 112), met toelichtende nota.

Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2000, no.00.001108, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Financiën, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen, met Protocol; 's-Gravenhage, 21 mei 1999 (Trb.1999, 112), met toelichtende nota.

Het verdrag heeft tot doel de wederzijdse investeringen tussen Nederland en Costa Rica te beschermen en daarmee het doen van dergelijke investeringen te bevorderen. Het verdrag heeft de voor investeringsverdragen gebruikelijke inhoud en opbouw. De Raad van State van het Koninkrijk ziet geen beletsel voor goedkeuring van het verdrag, maar plaatst daarbij evenwel de volgende kanttekening.

1. Ingevolge artikel 6, tweede lid, dient de schadeloosstelling in geval van nationalisering of onteigening van de investering gelijk te zijn aan de redelijke marktwaarde van de betrokken investering. Uit de toelichtende nota op het tegelijkertijd met dit verdrag aanhangig gemaakte verdrag tussen Nederland en El Salvador (Trb.1999, 197), waarover de Raad heden eveneens advies uitbrengt, blijkt dat gewoonlijk de werkelijke waarde van de investering bepalend is. Tevens blijkt uit artikel 6, onder c, van voornoemd verdrag dat onderscheid gemaakt wordt tussen de redelijke marktwaarde ("fair market value") en de werkelijke marktwaarde ("genuine market value") van de investering. In de toelichting op het voorliggende verdrag wordt niet aangegeven waarom in dit geval uitsluitend de redelijke marktwaarde tot uitgangspunt wordt genomen en wordt evenmin aangegeven aan de hand van welke criteria in concreto bepaald dient te worden of de marktwaarde van een investering al dan niet redelijk is. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk



Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk van 11 april 2000, no.W10.00.0079/II/K, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

- In de toelichtende nota, in de laatste zin van de paragraaf "Algemeen", de zinsnede "neutrale internationale arbitrage", vervangen door: onpartijdige internationale arbitrage.



Nader rapport (reactie op het advies) van 10 juli 2000


1. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State van het Koninkrijk is in de toelichtende nota de toelichting op artikel 6 aangevuld.

2. Aan de redactionele kanttekening van de Raad is gevolg gegeven.

Ik moge U, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Financiën, verzoeken de Minister van Buitenlandse Zaken te machtigen gevolg te geven aan zijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en van Aruba.

De Staatssecretaris van Economische Zaken