Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor het vaststellen van een verlaging van de tegemoetkoming in schade bij aangewezen dierziekten (Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor het vaststellen van een verlaging van de tegemoetkoming in schade bij aangewezen dierziekten (Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten).

Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2000, no.00.003603, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels voor het vaststellen van een verlaging van de tegemoetkoming in schade bij aangewezen dierziekten (Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten).

In geval van uitbraak van een aangewezen besmettelijke dierziekte(zie noot 1) wordt aan de eigenaar een tegemoetkoming in de schade uitgekeerd, indien zijn dieren worden gedood, dan wel producten en voorwerpen onschadelijk worden gemaakt ofwel overige maatregelen worden toegepast.(zie noot 2) De tegemoetkoming in de schade kan met bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentages worden verlaagd, indien blijkt dat de eigenaar van de dieren, producten of voorwerpen bepaalde regels niet heeft nageleefd.(zie noot 3)
Ten tijde van de varkenspestepidemie 1997 is het instrument van het verlagen van de tegemoetkoming toegepast en is gebleken dat hiervan een prikkel uitgaat om de regels ten aanzien van de bedrijfsvoering met het oog op de instandhouding van de gezondheid van de dieren op het bedrijf na te leven. Hierin is de reden gelegen om thans het instrument van het verlagen van de tegemoetkoming in de schade uit te breiden naar alle aangewezen besmettelijke dierziekten. Onderhavig ontwerpbesluit strekt daartoe en treedt in die zin in de plaats van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten (Besluit zoönosen), waarin thans de verlaging van de tegemoetkoming voor schade door varkenspest en besmettelijke ziekten bij runderen geregeld is. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit maar maakt daarbij de volgende opmerkingen.

1. In artikel 3, eerste lid, onder c, van het ontwerpbesluit is één van de gronden tot verlaging van de tegemoetkoming in de schade neergelegd. Deze grond houdt kort gezegd in dat indien een eigenaar op eerste vordering van een toezichthouder niet kan aantonen dat de op het bedrijf aanwezige dieren langer dan zesentwintig weken daaraan voorafgaand op het bedrijf aanwezig zijn, de tegemoetkoming verlaagd kan worden met 100%.
a. Onderdeel c komt volgens de nota van toelichting overeen met - voorzover hier van belang - artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van het Besluit zoönosen.(zie noot 4) Aldaar is echter geen termijn van zesentwintig weken opgenomen, doch van vier maanden. Een reden voor deze afwijkende termijn wordt niet gegeven. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen en zo nodig de termijn, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, te heroverwegen.
b. Ten aanzien van de eis van aanwezigheid van de dieren gedurende een bepaalde termijn is in het Besluit zoönosen bepaald dat deze aanwezigheid "ononderbroken" moet zijn geweest.(zie noot 5) Deze eis houdt verband met het kunnen traceren van een eventuele besmetting en is naar het oordeel van het college niet onbelangrijk. In artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van het ontwerpbesluit wordt slechts aanwezigheid geëist gedurende een bepaalde termijn, zonder dat in de toelichting wordt uiteengezet of die aanwezigheid ononderbroken moet zijn. Geadviseerd wordt het desbetreffende artikelonderdeel te verduidelijken.

2. In artikel 3, derde lid, onderdeel a, van het ontwerpbesluit is een uitzondering op de verlaging van de tegemoetkoming neergelegd. Deze uitzondering geldt, kortweg, indien het gaat om een verzuim(zie noot 6) dat zich heeft voorgedaan langer dan zeventien weken vóór het nemen van de desbetreffende bestrijdingsmaatregel(zie noot 7), mits (onderdeel b) daarnaast in een periode van zeventien weken na het verzuim in Nederland geen dieren zijn gedood of (honing)raten zijn vernietigd ter uitvoering van een dergelijke, op de dierziekte in kwestie gerichte, maatregel. In de nota van toelichting wordt gesteld dat de termijn van zeventien weken aansluit bij artikel 8, tweede lid, van het Besluit zoönosen.(zie noot 8) Die termijn is echter aldaar alleen van toepassing op twee gronden voor verlaging, namelijk die onder a en b van dat artikel.(zie noot 9) Ingevolge artikel 3, derde lid, van het ontwerpbesluit komt de termijn van zeventien weken voor alle gronden voor verlaging, zoals die volgen uit artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met h, van het ontwerpbesluit, te gelden. De vraag rijst of die termijn ook de meest geëigende is voor alle (overige) situaties van artikel 3, eerste lid. De toelichting verschaft hierover geen duidelijkheid. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

3. In de nota van toelichting(zie noot 10) wordt gesteld dat indien zich een grond tot verlaging voordoet, de uitkomst van de gehele waardevaststelling wordt verlaagd met het percentage dat bij de grond tot verlaging hoort. Het percentage wordt toegepast op de gehele te verlenen tegemoetkoming, ook als een grond tot verlaging slechts betrekking heeft op één of enkele dieren. Dit geldt ook indien er sprake is van een getroffen maatregel als gevolg van een verdenking van een aangewezen dierziekte. De Raad is niet volledig overtuigd door het argument dat dit gerechtvaardigd is, omdat met het zich voordoen van de grond tot verlaging het veterinaire risico is gegeven. In het bijzonder doet de vraag zich voor in hoeverre deze, naar het oordeel van de Raad vergaande, werking van het besluit voldoet aan de eis van evenredigheid. Deze vragen klemmen temeer nu, ook gelet op de bewoordingen van de nota van toelichting(zie noot 11) de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kennelijk uitgaat van een dwingendrechtelijk karakter van het kortingsstelsel, ook al staat er "kan" in artikel 86, tweede lid, van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren. De Raad acht het wenselijk dat aan dit punt in de toelichting nadere aandacht besteed wordt en adviseert ook bij deze argumentatie zo mogelijk te verwijzen naar relevante jurisprudentie.

4. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 21 juli 2000, no.W11.00.0223/V, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

- De formulering van artikel 3, derde lid, van het ontwerpbesluit aanpassen, zodanig dat duidelijk wordt dat een verlaging van de tegemoetkoming niet plaatsvindt indien de verlaging "zou moeten worden opgelegd" wegens de genoemde voorwaarden.



Nader rapport (reactie op het advies) van 4 oktober 2000


1. Overeenkomstig de opmerking van de Raad van State is de termijn van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, heroverwogen. Mede uit het oogpunt van overzichtelijkheid is aangesloten bij de termijn van vier maanden zoals die was opgenomen in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten (hierna: Besluit zoönosen). De termijn is thans uitgedrukt in weken, zodat over de lengte van de termijn geen misverstand kan bestaan. De in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, opgenomen termijn van 17 weken, komt daarmee tevens overeen met de termijn die is neergelegd in artikel 3, derde lid.

1b. Overeenkomstig de opmerking van de Raad van State is in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, ter verduidelijking toegevoegd dat de aanwezigheid van dieren "ononderbroken" moet zijn geweest, aangezien op dit punt geen andere betekenis werd beoogd dan de betekenis van artikel 8, tweede lid, van het Besluit zoönosen.

2. Overeenkomstig de opmerkingen van de Raad van State is in de nota van toelichting een passage opgenomen waarin wordt verduidelijkt dat de uitzondering van artikel 3, derde lid, met betrekking tot de termijn van zeventien weken, geldt voor alle gronden voor verlaging, zoals die volgen uit artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met h, omdat het belang van de rechtszekerheid het meest gediend is met één uniforme termijn.

3. overeenkomstig de opmerkingen van de Raad van State is in de nota van toelichting verduidelijkt waarom wordt gekort op de gehele tegemoetkoming, ook als een grond tot verlaging slechts betrekking heeft op één of enkele dieren.
Zo is in de nota van toelichting onder meer aangegeven dat ook een enkele onregelmatigheid op een bedrijf er toe kan leiden dat het risico van uitbreken van een aangewezen besmettelijke dierziekte wordt vergroot, dan wel de opsporing en bestrijding van een aangewezen besmettelijke dierziekte wordt bemoeilijkt.
Voorts is gevolg gevend aan het advies van de Raad van State, in de toelichting verduidelijkt dat het risico op dierziekten ten gevolge van overtredingen op verdachte bedrijven niet als geringer kan worden ingeschat dan het risico op dierziekten ten gevolge van overtredingen op besmette bedrijven. In de toelichting is uiteengezet dat het deswege gerechtvaardigd en evenredig is in het kortingsstelsel geen onderscheid te maken tussen verdachte bedrijven en besmette bedrijven en dat derhalve het kortingssysteem ook van toepassing is op preventief geruimde bedrijven.

4. De redactionele kanttekening van de Raad van State is verwerkt.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij



(1) Aangewezen krachtens artikel 15 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD).
(2) Op grond van artikel 86, eerste lid, GWWD.
(3) Artikel 86, tweede lid, GWWD.
(4) Nota van toelichting, artikelsgewijze toelichting, artikel 3, eerste lid, onderdeel c.
(5) Artikel 8, tweede lid, van het Besluit zoönosen.
(6) Eén van de tekortkomingen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met h.
(7) Een maatregel als bedoeld in artikel 22 GWWD.
(8) Nota van toelichting, artikelsgewijze toelichting, artikel 3, derde lid.
(9) Zakelijk weergegeven: varkens afkomstig van vier of meer andere bedrijven op het bedrijf aanwezig hebben, respectievelijk niet op eerste vordering kunnen aantonen van welke bedrijven de op het bedrijf aanwezige varkens afkomstig zijn.
(10) Nota van toelichting: Werking van het besluit.
(11) Onder "Werking van het besluit" wordt gesproken over "wordt verlaagd" en "wordt toegepast".