Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië inzake de betaling van Nederlandse socialeverzekeringsuitkeringen in Indonesië; Jakarta, 6 maart 2000, (Trb.2000, 26), met toelichtende nota.


Volledige tekst

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië inzake de betaling van Nederlandse socialeverzekeringsuitkeringen in Indonesië; Jakarta, 6 maart 2000, (Trb.2000, 26), met toelichtende nota.

Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2000, no.00.003279, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië inzake de betaling van Nederlandse socialeverzekeringsuitkeringen in Indonesië; Jakarta, 6 maart 2000, (Trb.2000, 26), met toelichtende nota.

Het hier aan de orde zijnde verdrag tussen Nederland en Indonesië houdt verband met wijzigingen in de (vooral Nederlandse) socialeverzekeringswetgeving, in het bijzonder door de Wet beperking export uitkeringen. De Raad van State maakt hierover een aantal opmerkingen.

1. In het verdrag zijn bepalingen opgenomen om de rechtmatigheid van betalingen te kunnen controleren ten aanzien van uitkeringsgerechtigden van een Nederlandse uitkering die in Indonesië wonen. Aanleiding daarvoor is de totstandkoming van de Wet beperking export uitkeringen. In artikel 11 van het verdrag is het verlenen van Nederlandse uitkeringen afhankelijk gemaakt van de beoordeling van Nederlandse zijde of de handhavingsafspraken ook in de praktijk overeenkomen met de verwachtingen. In zulke gevallen zal zich in de regel de situatie voordoen dat de betrokken Indonesische instituties van oordeel zijn dat wél aan de nodige vereisten is voldaan. Het ligt dan volgens de Raad voor de hand dat de betrokken instituties van Nederland en Indonesië in onderling overleg proberen de verschillen van inzicht tot een oplossing te brengen voordat ingrijpende maatregelen worden genomen aangaande uitkeringen. Het verdrag voorziet in artikel 13 wel in een minnelijk overleg tussen de partijen bij een geschil over de interpretatie van het verdrag, maar opent geen mogelijkheid voor het hiervoor bedoelde onderling overleg tussen de betrokken instituties van Nederland en Indonesië.
De Raad beveelt aan, het bedoelde onderlinge overleg te bevorderen en de daarvoor noodzakelijke middelen te benutten en zichtbaar te maken in de toelichtende nota.

2. De Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (Wulbz) voorziet erin dat zieke werknemers gedurende het eerste jaar van hun ziekte geen ziekengeld meer ontvangen krachtens de Ziektewet. In plaats daarvan is de werkgever verplicht, aan de werknemer die door ziekte niet in staat is te werken 70% van het loon uit te betalen (artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek).
Deze loondoorbetalingsverplichting is - al heeft zij wel die functie - geen sociale verzekering of voorziening, maar is privaatrechtelijk van karakter. Dat deze regeling
praktische problemen oplevert voor de bestaande verdragen is bij de parlementaire behandeling van de Wulbz onderkend.(zie noot 1)
Ten aanzien van verdragen die Nederland had gesloten met staten die geen lid van de Europese Unie (EU) zijn, wilde de regering het daarheen leiden dat de loondoorbetalingsplicht ook onder de werkingssfeer van deze verdragen zou vallen, om te voorkomen dat in individuele gevallen twee regelingen of geen enkele regeling zou gelden. De regering zegde toe met de betrokken verdragspartners en kringen van belanghebbenden te zullen overleggen.(zie noot 2)
Bij de parlementaire behandeling is ook een aantal praktische problemen aangaande verdragslanden buiten de EU aan de orde geweest. De regering kon toen alleen zeggen hoe zij deze problemen dacht te kunnen oplossen. Het betrof de bereidheid van buitenlandse uitvoeringsinstellingen buiten de EU om Nederlandse werkgevers te aanvaarden als bevoegd orgaan, de verplichting om na dertien weken een reïntegratieplan op te stellen, en de internationale uitwisseling van (in het bijzonder medische) gegevens.
De Raad beveelt aan in de toelichtende nota informatie te geven over de toepasbaarheid van het Verdrag op uitbetalingen op grond van de Wulbz. Bij toepasbaarheid dient in de toelichtende nota te worden uiteengezet of de gesignaleerde praktische problemen zich aangaande Indonesië voordeden en zo ja, op welke wijze die problemen tot een oplossing komen.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 28 augustus 2000


1. Conform het advies van de Raad van State is de toelichting op artikel 11 uitgebreid.

2. In de toelichting op artikel 1 is aangegeven dat het verdrag niet van toepassing is op loonbetalingen bij ziekte.

Ik moge u mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen, het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken



(1) Kamerstukken II 1995/96, 24 439, nr.3, blz.50-52.
(2) Kamerstukken II 1995/96, 24 439, nr.3, blz.52; kamerstukken I 1995/96, 24 439, nr.134a, blz.27-28 en nr.134b, blz.43-45.