Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering (Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW).


Volledige tekst

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering (Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW).

Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2000, no.00.004372, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering (Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW).

Het wetsvoorstel strekt ertoe de (verplichte) koppeling tussen de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en die ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) los te laten. Voorts worden de regels voor het in aanmerking komen voor vrijwillige verzekering aangescherpt.
De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.

1. De artikelen 35 AOW en 63a ANW geven de regels voor de vrijwillige verzekering. Het eerste lid geeft de hoofdregel, die inhoudt dat eenieder zich na het eindigen van de verplichte verzekering vrijwillig kan verzekeren gedurende een periode van vijf jaar. Het tweede lid bepaalt dat wanneer in die periode van vijf jaar de vrijwillig verzekerde minder dan één jaar verplicht verzekerd is, er niet opnieuw een periode van vijf jaar gaat lopen. Het derde lid vervolgens bepaalt dat die periode wel opnieuw gaat lopen indien de vrijwillig verzekerde in die periode ten minste één jaar verplicht verzekerd is geweest.

a. Als gevolg van deze systematiek geldt voor de toepassing van het eerste lid, de basisbepaling, niet de eis dat de mogelijkheid van vrijwillige verzekering eerst ontstaat na verplichte verzekering gedurende een periode van ten minste één jaar. Gezien de systematiek van het tweede en derde lid, op grond waarvan de mogelijkheid tot vrijwillige verzekering voor een periode van vijf jaar eerst opnieuw ontstaat nadat de belanghebbende ten minste een jaar verplicht verzekerd is geweest, adviseert de Raad in alle gevallen de mogelijkheid van vrijwillige verzekering eerst te bieden na een periode van verplichte verzekering van ten minste een jaar.

b. Het eerste lid roept in relatie met het tweede en derde lid vragen met betrekking tot de toepassing op, omdat naar de letter, indien het tweede lid van toepassing is (de vrijwillig verzekerde is in de vijfjaarsperiode gedurende minder dan één jaar verplicht verzekerd), het eerste lid evenzeer van toepassing is. De verzekerde kan dan terugvallen op toepassing van het eerste lid, zodat een nieuwe vijfjaarsperiode gaat lopen. De Raad adviseert een en ander te verduidelijken.

2. Artikel 35, vierde lid, AOW en artikel 63a, vierde lid, ANW hebben betrekking op door een bedrijf uitgezonden werknemers. Indien zij vrijwillig verzekerd zijn gedurende hun verblijf in het buitenland, kunnen zij zich opnieuw vrijwillig verzekeren voor een periode van vijf jaar indien zij aansluitend naar een ander land worden uitgezonden.
Deze regeling geldt uitsluitend voor werknemers die worden uitgezonden voor een bedrijf dat in Nederland is gevestigd. Ten aanzien van bedrijven die elders binnen de Europese Unie zijn gevestigd, wordt deze mogelijkheid niet geboden.
De Raad adviseert in de toelichting hiervoor een objectieve en redelijke grond aan te geven.

3. Artikel 36, eerste lid, AOW en artikel 63b, eerste lid, ANW bepalen dat de aanvraag voor vrijwillige verzekering binnen één jaar na het eindigen van de verplichte verzekering moet worden ingediend. Het tweede lid bepaalt dat een aanvraag alleen kan worden afgewezen indien niet aan de (materiële) voorwaarden van artikel 35 AOW (onderscheidenlijk artikel 63a ANW) wordt voldaan. Het verdient aanbeveling om te verduidelijken dat de aanvraag ook kan worden afgewezen indien aan andere voorwaarden niet is voldaan.
Hetgeen hiervoor is opgemerkt geldt overeenkomstig voor artikel 39, derde lid, AOW.
De Raad adviseert de artikelen 36, tweede lid, en 39, derde lid, AOW en artikel 63b, tweede lid, ANW aan te vullen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 20 oktober 2000


1a. De Raad van State adviseert de mogelijkheid van vrijwillige verzekering eerst te bieden na een periode van verplichte verzekering van ten minste een jaar. Het kabinet kan zich in deze gedachte vinden. Dit heeft vervolgens geleid tot aanpassing van de voorgestelde artikelen 35, eerste lid, van de AOW en 63a, eerste lid, van de ANW door het opnemen van een tweede zin. Het oorspronkelijke derde lid van genoemde artikelen heeft daardoor zijn zingeving verloren en is derhalve komen te vervallen. Dit heeft tevens een vernummering van de overige leden in deze artikelen tot gevolg gehad.

1b. De Raad wijst erop dat indien er sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid van artikel 35 van de AOW en het tweede lid van artikel 63a van de ANW, het eerste lid van beide artikelen evenzeer kan worden toegepast. De Raad adviseert daarom een en ander te verduidelijken.
Het kabinet is van mening dat door de toevoeging van de voorwaarde in het eerste lid van beide artikelen dat men ten minste een jaar verplicht verzekerd moet zijn geweest om gebruik te kunnen maken van de vrijwillige verzekering (zie onder 1a), het probleem dat door de Raad wordt gesignaleerd zich niet meer kan voordoen.

2. Het kabinet heeft alsnog besloten het onderdeel in het wetsvoorstel te laten vervallen waarin de vrijwillig verzekerde werknemer, die is uitgezonden door een in Nederland gevestigde werkgever, zich opnieuw vrijwillig kan verzekeren voor een periode van maximaal vijf jaar indien hij binnen de eerste periode van vijf jaar door zijn werkgever naar een ander land wordt overgeplaatst.
Door deze wijziging wordt aangesloten bij de bestaande praktijk in de vrijwillige verzekering van de werknemersverzekeringen waar in de situatie als hier wordt bedoeld, de duur van de vrijwillige verzekering eveneens is begrensd tot ten hoogste vijf jaar.
Deze verandering heeft naast het in onder 1 vermelde nogmaals een vernummering tot gevolg gehad in de leden van de desbetreffende artikelen.

3. De in het advies onder 3 genoemde artikelen van het voorstel zijn aangevuld.

Tevens is het noodzakelijk gebleken het wetsvoorstel op een aantal technische punten aan te passen.
De redactie van het voorgestelde artikel 63d, onderdeel a, van de ANW is herzien.
In artikel III (Wijziging van de Wet financiering volksverzekeringen) is een nieuw onderdeel A ingevoegd. Als gevolg van het wegvallen van het oorspronkelijk voorgestelde artikel 35, derde lid, van de AOW en van artikel 63a, derde lid, van de ANW zijn verwijzingen naar deze artikelleden aangepast. Voorts is de redactie van het opschrift en de aanhef aangepast, zodat deze vollediger de inhoud van het wetsvoorstel weergeven.
In dit kader vraag ik tot slot nog Uw aandacht voor een aanpassing van artikel 38 van het voorliggende wetsvoorstel. Deze aanpassing was noodzakelijk geworden nu het kabinet nog geen formeel standpunt heeft ingenomen over een advies van de SER van 19 mei jl. naar aanleiding van een notitie van de Tweede Kamer over de financiële positie van ouderen met een onvolledig opgebouwde uitkering op grond van de AOW. In dat advies wordt onder meer aandacht besteed aan het inkopen van AOW-jaren. Zolang een kabinetsstandpunt terzake ontbreekt, acht ik het raadzaam niet op de zaken vooruit te lopen en derhalve de huidige inkoopregeling in de AOW te handhaven.
Artikel 38 is in dit verband zodanig aangepast dat een ieder die verplicht verzekerd wordt en die over de achterliggende jaren vanaf de leeftijd van 15 jaar niet verplicht verzekerd is geweest, op grond van dat artikel deze jaren alsnog op vrijwillige basis kan inkopen.
In verband met deze wijzigingen is zowel het algemeen deel als het artikelsgewijze deel van de toelichting aangepast.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid