Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid.


Volledige tekst

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid.

Bij Kabinetsmissive van 21 augustus 2000, no.00.004602, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid.

Met het wetsvoorstel wordt beoogd de verantwoordelijkheden van de landelijke overheid en gemeentebesturen op het gebied van de collectieve preventie volksgezondheid helder te formuleren en goed vast te leggen.
De wijzigingen strekken er in hoofdzaak toe, inmiddels gesignaleerde tekortkomingen in de sfeer van zowel effectiviteit als bevoegdheidsverdeling weg te nemen in de daadwerkelijke uitvoering in de collectieve preventie in het belang van volksgezondheid. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.

1. De herformulering van gemeentelijke taken
Aan artikel 2 worden nieuwe onderdelen toegevoegd waarin gemeentelijke taken op het terrein van collectieve preventie aangaande gezondheidszorg opnieuw worden geformuleerd. Het gaat om het bevorderen van medisch-milieukundige zorg, van technische hygiënezorg en van openbare geestelijke gezondheidszorg. Het wetsvoorstel biedt geen deugdelijke omschrijving en afbakening van deze taken. De meegezonden proeve van een besluit bevat aangaande de bedoelde begrippen "in ieder geval" omschrijvingen, wat iets meer houvast geeft, maar juist in twijfelgevallen weinig zal baten.
Een afdoende afbakening van de genoemde taken is volgens het college onder meer van belang voor gemeenten om te bepalen of de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) op een bepaald zorgsegment van toepassing is. Problemen dienaangaande kunnen vooral worden verwacht indien de grens tussen Wcpv-taken en andere taken niet duidelijk ligt. Het gaat dan vooral om de begrenzing ten opzichte van andere gemeentelijke openbare zorgtaken die volgens het advies van de commissie-Lemstra niet door de Wcpv worden bestreken zoals de zorg voor risicogroepen, de onmiddellijke hulpverlening voor individuele patiënten, de parate hulpverlening en de sociaal-medische advisering.(zie noot 1) De Ontwerpbesluitproeve vermeldt bij de gemeentelijke taak betreffende openbare geestelijke gezondheidszorg dat deze in ieder geval het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen omvat. Die taak zal in voorkomende gevallen niet geïsoleerd kunnen worden van sociaal-medische advisering, wat men daar ook onder mag verstaan.
Toch is volgens de Raad ook hier nauwkeurig onderscheid noodzakelijk omdat collectieve preventie als gemeentelijke taak als bedoeld in de Wcpv niet verder reikt dan de "bewaking en bevordering van de volksgezondheid voor zover deze samenhangt met risico’s met een collectief karakter".(zie noot 2) Deze omschrijving van "collectieve preventie" in de Wcpv(zie noot 3) bevat overigens zelf al moeilijk hanteerbare begrippen zoals "voor zover", "samenhangt met" en "risico’s met een collectief karakter" en heeft herziening nodig in het belang van de voorgestane verduidelijking van de Wcpv-taken voor de gemeenten. Verder wordt het begrip "technische hygiënezorg" - in de artikelsgewijze toelichting - voorzien van tal van voorbeelden van preventieve zorg tegen de gevaren van legionellabesmetting etc. bij bedrijven, instellingen en grote evenementen. Maar hier wordt aan toegevoegd dat ook al andere wetgeving, zoals de Wet op de jeugdhulpverlening, voorziet in beheersing van de bedoelde risico’s zodat op dit punt de opdracht aan gemeenten in de Wcpv deels het karakter van een vangnetbepaling heeft.(zie noot 4) Gelet op het karakter van gedeeltelijk vangnet van het voorgestelde onderdeel "technische hygiënezorg" wordt het de gemeenten niet eenvoudig gemaakt om te bepalen welke taken de Wcpv meebrengt.
De Raad beveelt aan in het wetsvoorstel, mede gelet op de gedeeltelijke vangnetfunctie hiervan, een duidelijke afbakening te geven ten opzichte van andere wetten die tevens het terrein bestrijken waarop de collectieve preventietaken worden uitgeoefend. Tevens dienen het hoe en waarom van die afbakening duidelijk te worden uiteengezet in de memorie van toelichting. In ieder geval dient te worden voorkomen dat de gehanteerde termen bij samenloop met andere wetten op bestuurs- en uitvoeringsniveau twijfels veroorzaken over de vraag of de Wcpv nu wel of niet als vangnet moet functioneren.(zie noot 5)

2. De periodieke gemeentelijke nota gezondheidszorgbeleid
Met dit onderdeel van de Wcpv-herziening worden "gemeenten uitgenodigd om hun ambities op het gebied van het gemeentelijk gezondheidsbeleid te formuleren" en op de eigen politieke agenda te zetten.(zie noot 6) Uit verricht onderzoek blijken grote verschillen tussen gemeenten in beleidsmatige aanpak van de preventieve collectieve zorg.(zie noot 7) Het college wijst op de noodzaak voor gemeentebesturen om de periodieke gemeentelijke nota tevens te richten op de verbetering van contacten en communicatie met burgers en met (andere) overheidsinstanties. Daarbij kan vooral worden gedacht aan de bereikbaarheid van de gemeentelijke instantie die een taak heeft in het op een gegeven moment aan de orde zijnde zorgsegment in de preventieve zorg. Zo is onduidelijk wie kan worden gebeld onder welk telefoonnummer als een particuliere hulpverlener wordt geconfronteerd met een geval van een besmettelijke ziekte, bijvoorbeeld open tuberculose. Ook doet zich de vraag voor of bij een dreigende uitbreiding van een besmettelijke ziekte de betrokken collectieve preventie-instantie doelmatig kan worden bereikt, bijvoorbeeld door het bellen van een algemeen bekend nummer.
De Raad adviseert te bevorderen dat de beoogde gemeentelijke beleidsnota tevens doelbewust wordt gericht op verbetering van de communicatie, de bereikbaarheid en de kenbaarheid voor burgers enzovoorts van de bij collectieve betrokken zorg instanties die in het kader van de gemeentelijke beleidsvrijheid daarvoor zijn aangewezen.

3. De rijkstaken
De Stuurgroep basistaken collectieve preventie volksgezondheid (hierna: de Stuurgroep) heeft gewezen op de lessen van de tot nu toe verrichte implementatie van de Wcpv. Die lessen zijn volgens de stuurgroep in ieder geval dat het formuleren van taken en verantwoordelijkheden voor gemeenteraden, zonder daarbij voldoende aandacht te besteden aan de implementatie, kan leiden tot een suboptimale invulling van de nieuwe rollen. De Stuurgroep doet ter vermijding van dat gevaar het voorstel om bij de implementatie van de adviezen onder meer de volgende elementen te betrekken:
- de communicatie over de basistaken;
- het (doen) opstellen van een Plan van Aanpak over de implementatie van onder andere de Nota Gezondheidsbeleid;
- het versterken en behouden van het draagvlak voor de basistaken;
- het monitoren van de voorstellen die als flankerend beleid geformuleerd zijn.
De Raad beveelt aan die suggesties in de toelichting systematisch te bespreken in hun betekenis voor het voorstel en voor het daarmee samenhangende rijksbeleid.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 20 april 2001


Het voorstel in kwestie leed aan de onvolkomenheid dat de jeugdgezondheidszorg er nog niet in was opgenomen. Toen in het Algemeen Overleg van 23 november 2000 op een aantal aspecten van de jeugdgezondheidszorg eenstemmigheid ontstond besloot ik deze gemeentelijke taak alsnog in de wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid te betrekken. Separaat bied ik Uwe Majesteit een voorstel van wet tot wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid aan waarin ook de jeugdgezondheidszorg is verwerkt.

Daartoe gemachtigd door de ministerraad moge ik U verzoeken goed te vinden dat het advies van de Raad van State buiten verdere behandeling wordt gelaten en dat het onderhavige nader rapport tezamen met het advies van de Raad van State en het voorstel van wet en de daarbij behorende memorie van toelichting zoals deze aan de Raad van State zijn voorgelegd, openbaar wordt gemaakt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



(1) Advies van de commissie-Lemstra, bladzijde 11.
(2) Wcpv, de artikelen 1, onder b, en 2.
(3) Wcpv, artikel 1, onder b.
(4) Artikelsgewijze toelichting op Artikel I, onderdeel B, eerste lid, onder d.
(5) Zie aanwijzing 121, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
(6) Memorie van toelichting, Algemeen, gemeentelijke nota gezondheidsbeleid, eerste alinea.
(7) Advies van de commissie-Lemstra, paragrafen 1.1 en 3.3.