Uitspraak ​201208706/1/R4


Volledige tekst

​201208706/1/R4.
Datum uitspraak: 7 augustus 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid OVG Real Estate B.V. en OVG Landbank B.V., beide gevestigd te Rotterdam,
2. de vereniging Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere, alle gevestigd te Vlaardingen,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Vlaardingen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Park Vijfsluizen" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben OVG Real Estate en OVG Landbank en Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere beroep ingesteld.

Bij besluit van 20 december 2012 (hierna: het wijzigingsbesluit) heeft de raad het bestemmingsplan "Park Vijfsluizen" gewijzigd vastgesteld.

OVG Real Estate en OVG Landbank en Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen over het wijzigingsbesluit naar voren te brengen.

Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere hebben een zienswijze naar voren gebracht.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2013, waar OVG Real Estate en OVG Landbank, vertegenwoordigd door ir. R. van Aaren en bijgestaan door mr. F.M.G.M. Leyendeckers en mr. N.A. Renssen, beiden advocaat te Amsterdam, Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere, vertegenwoordigd door ing. G. Jue en A. van Hattem en bijgestaan door mr. S.J.H.G.M. Schils, advocaat te Den Bosch, en de raad, vertegenwoordigd door C.C. Nooteboom, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, vertegenwoordigd door drs. L.M.P. Berkemeijer en drs. P.B.H. Nijssen, beiden werkzaam bij de provincie, als partij gehoord.

Overwegingen

Intrekking beroep

1. OVG Real Estate en OVG Landbank hebben ter zitting hun beroep ingetrokken.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

De plannen

3. De plannen zijn vastgesteld in verband met de beoogde realisering van een multifunctioneel park met kantoorfuncties en bijbehorende voorzieningen op bovenregionaal niveau bij het voormalige sportpark "Vijfsluizen" in Vlaardingen.

Met het bij het wijzigingsbesluit opnieuw gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan "Vijfsluizen" heeft de raad beoogd om onduidelijkheden in het plan te herstellen. Hiertoe is - onder meer - de juiste Staat van wijzigingen bij het wijzigingsbesluit gevoegd. Daarnaast zijn de artikelen 3, 4 en 7 van de planregels aangepast ter verduidelijking van de daarin vervatte bouw- en gebruiksmogelijkheden.

4. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

5. De Afdeling merkt het wijzigingsbesluit aan als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb, nu dat betrekking heeft op hetzelfde gebied als waarop ook het besluit van 24 mei 2012 ziet en beroep daartegen aanhangig is.

6. De Afdeling stelt vast dat met het wijzigingsbesluit niet geheel tegemoet gekomen is aan het tegen het besluit van 24 mei 2012 gerichte beroep van Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere. Het beroep wordt daarom geacht mede te zijn gericht tegen het wijzigingsbesluit.

Het beroep van Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere voor zover gericht tegen het wijzigingsbesluit

Globale karakter van het plan

7. Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere betogen dat het plan te globaal is. De bestemmingen "Centrum - Centrale Parkvoorzieningen", "Gemengd" en "Gemengd - Uit te werken" staan volgens hun een zeer groot aantal functies toe. Uit het plan wordt volgens hen daardoor onvoldoende duidelijk hoe de invulling van het plangebied plaats zal vinden, hetgeen zij in strijd achten met de rechtszekerheid.

Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere betogen voorts dat de in artikel 7 van de planregels neergelegde uitwerkingsregels in strijd zijn met artikel 3.1.4 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) omdat deze volgens hen onvoldoende inzicht bieden in de toekomstige ontwikkelingen. Verder had in de uitwerkingsregels moeten zijn voorzien in een maximum aantal te bouwen woningen of andere concrete inrichtings- en bouwregels. Dat geldt volgens hen temeer nu het plan mogelijk maakt dat gronden met de bestemming "Gemengd - Uit te werken" kunnen worden bebouwd met bouwwerken van 48 tot 60 m hoog.

7.1. De raad heeft uiteengezet dat bewust is gekozen voor flexibiliteit in het plan wat betreft de mate van menging van de functies en de locaties ervan. Hiermee beoogt de raad voor het gebied een optimale invulling te faciliteren binnen de huidige marktomstandigheden. De raad stelt zich voorts op het standpunt dat de uitwerkingsregels voldoende inzicht bieden in de hoofdlijnen van de toekomstige ontwikkelingen. De raad acht hierbij van belang dat het plangebied een nieuw te ontwikkelen gebied is waar in beperkte mate gevestigde belangen aanwezig zijn. De raad stelt voorts dat het plandeel met de uit te werken bestemming relatief beperkt van omvang is en dat het bouwvlak maar voor 70% mag worden bebouwd. De maximale bouwhoogte is gekozen op grond van stedenbouwkundige motieven en vanwege de mogelijkheid om maatschappelijke voorzieningen en kantoren te kunnen realiseren die nodig zijn voor het creëren van afschermende bebouwing voor geluidgevoelige functies zoals wonen.

7.2. Aan de gronden binnen het plangebied zijn de bestemmingen "Centrum - Centrale Parkvoorzieningen", "Gemengd" en "Gemengd - Uit te werken" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor 'Centrum - Centrale Parkvoorzieningen' aangewezen gronden bestemd voor:

a. kantoren,

b. horeca categorie 1,

c. horeca categorie 2,

d. hotel,

e. publiekgerichte dienstverlening,

f. kleinschalige detailhandel,

g. recreatieve voorzieningen met uitzondering van bioscopen,

h. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk',

i. sportvoorzieningen,

j. ontsluitingswegen en verblijfsgebied,

k. groenvoorzieningen,

l. water,

m. oppervlaktewater ter plaatse van aanduiding 'water', met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan water binnen deze aanduiding en ter plaatse van de aanduiding 'water' op gronden als bedoeld in artikel 4 (Groen) niet minder dan 8.000 m² mag bedragen,

n. ontsluiting ten behoeve van calamiteitenverkeer, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluiting calamiteitenroute',

o. evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein',

p. bij ter plaatse toegestane functies behorende werkplaatsen en atelier-, praktijk-, en opslagruimten,

q. bij een en ander behorende binnenplaatsen, speelvoorzieningen en tuinen,

r. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, fietsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van Warmte-Koude-Opslag.

Ingevolge artikel 6, lid 6.1 zijn de voor 'Gemengd' aangewezen gronden bestemd voor:

a. (….)

b. kleinschalige detailhandel;

c. perifere detailhandel;

d. horeca categorie 1,

e. horeca categorie 2,

f. kantoren,

g. recreatieve voorzieningen, met uitzondering van bioscopen,

h. sportvoorzieningen,

i. ontsluitingswegen en verblijf,

j. voet- en fietspaden,

k. groenvoorzieningen en water,

l. bij een en ander behorende speelvoorzieningen en tuinen,

m. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van Warmte-Koude-Opslag.

Ingevolge artikel 7, lid 7.1 zijn de voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden bestemd voor:

a. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep dan wel een aan-huis-gebonden bedrijf,

b. maatschappelijke voorzieningen,

c. kantoren,

d. horeca categorie 1,

e. horeca categorie 2,

f. kleinschalige detailhandel,

g. sportvoorzieningen,

h. ontsluitingswegen en verblijf,

i. voet- en fietspaden,

j. groenvoorzieningen en water,

k. bij een en ander behorende speelvoorzieningen en tuinen,

l. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van Warmte-Koude-Opslag.

Ingevolge lid 7.2 werken burgemeester en wethouders het plan, voor zover betreft de gronden als bedoeld in lid 7.1, in zijn geheel of in gedeelten uit volgens de volgende regels:

a. op en in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd;

b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

c. de bouwhoogte van gebouwen en het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;

d. in afwijking van het bepaalde onder c mag een hoogteaccent met een maximale bouwhoogte van 60 m en een maximale oppervlakte van 25% van het bouwvlak worden gebouwd;

e. het bouwen van een geluidsgevoelig gebouw is slechts toegestaan indien vaststaat dat op de gevel(s) van dit gebouw de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde) ingevolge een beschikking hogere waarde, met inachtneming van de in deze beschikking gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt;

f. bij uitwerking mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte aan kleinschalige detailhandel in combinatie met kleinschalige detailhandel gerealiseerd dan wel vergund op basis van artikel 3 (Centrum - Centrale Parkvoorzieningen) en artikel 6 (Gemengd) niet meer dan 200 m² bedragen;

g. bij uitwerking mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte aan kantoren in combinatie met kantoren gerealiseerd dan wel vergund op basis van artikel 3 (Centrum - Centrale Parkvoorzieningen) en artikel 6 (Gemengd) niet meer dan 80.000 m² bedragen;

h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen overeenkomstig de als bedoeld in bijlage 1 Parkeernota Vlaardingen.

7.3. Het behoort tot de beleidsvrijheid van de raad om de mate van gedetailleerdheid van een plan te bepalen. Het systeem van de Wro brengt mee dat in een bestemmingsplan globale bestemmingen kunnen worden opgenomen die niet meer behoeven te worden uitgewerkt. Of een dergelijke globale bestemmingsregeling uit een oogpunt van rechtszekerheid aanvaardbaar is, dient per geval aan de hand van de zich voordoende feiten en omstandigheden te worden beoordeeld.

Artikel 3.1.4 van het Bro brengt met zich dat uitwerkingsregels als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro voldoende inzicht moeten bieden in de toekomstige ontwikkeling van het uit te werken gebied. Naarmate de gevestigde belangen in een bepaald gebied groter of talrijker zijn, moet hierin een groter inzicht worden geboden.

7.4. De Afdeling overweegt ten aanzien van de bestemmingen "Centrum - Centrale Parkvoorzieningen", "Gemengd" en "Gemengd - Uit te werken" dat dergelijke globale bestemmingen niet ongebruikelijk zijn bij de voorziene ontwikkeling van een multifunctioneel park. De raad heeft een grote mate van flexibiliteit in redelijkheid gewenst kunnen achten om op een optimale manier invulling te geven aan het gebied.

Uit de planregels voor de uit te werken bestemming

"Gemengd - Uit te werken" wordt duidelijk dat op de desbetreffende locatie onder meer woningen, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en kleinschalige detailhandel mogelijk kunnen worden gemaakt. Daarnaast is in de uitwerkingsregels bepaald wat de maximaal toegestane oppervlakte voor verschillende functies binnen deze bestemming is en voorzien deze regels in bouwvlakken en in maximale bouwhoogten. Verder is het plangebied een nieuw te ontwikkelen locatie die wordt begrensd door de rijksweg A4, een spoorlijn met daarachter een woonwijk en de Schiedamsedijk met daarachter het bedrijventerrein waar Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere gevestigd zijn, zodat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van grote of talrijke gevestigde belangen bij de concrete invulling van het plangebied. De Afdeling ziet, gelet op het voorgaande, geen grond voor het oordeel dat de uitwerkingsregels onvoldoende inzicht geven in de toekomstige ontwikkeling van het gebied. Bij het uitwerkingsplan, waartegen beroep openstaat, zal de toekomstige invulling van het gebied nader worden uitgewerkt. In hetgeen Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere hebben aangevoerd ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij het nu voorliggende plan voor de desbetreffende locatie al had moeten voorzien in een maximum aantal te bouwen woningen of andere concrete inrichtings- en bouwregels.

Gelet op het vorenstaande, in het bijzonder hetgeen is overwogen met betrekking tot de door de raad gewenste mate van flexibiliteit en de ligging van het plangebied, ziet de Afdeling in hetgeen is aangevoerd geen grond voor het oordeel dat een meer gedetailleerde invulling in het plan diende te worden opgenomen voor de plandelen met de bestemmingen Centrum - Centrale Parkvoorzieningen" en "Gemengd". Het aangevoerde geeft geen grond voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd is met de rechtszekerheid. Het betoog faalt.

Woningbehoefte en uitvoerbaarheid

8. Volgens Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere is bij de vaststelling van het plan onvoldoende gemotiveerd dat het plandeel met de bestemming "Gemengd - uit te werken" economisch uitvoerbaar is nu de behoefte aan woningen niet is aangetoond.

8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat in Vlaardingen behoefte bestaat aan woningen en dat van een krimp van de bevolking geen sprake is. De raad heeft in zijn verweer inzichtelijk gemaakt dat de meeste actuele en op Vlaardingen toegespitste prognoses voor de periode 2010-2040 een groeiverwachting laten zien. Verder heeft de raad verwezen naar het beleid tot 2030 dat is neergelegd in het Actieplan Wonen. Het beleid heeft herstructurering ter bevordering van de kwaliteit en kwantiteit als doel en voorziet volgens de raad in het slopen van ongeveer 300 woningen per jaar en het realiseren van ongeveer 370 woningen per jaar in Vlaardingen. Voorts heeft de raad uiteengezet dat wonen in het plangebied voor de hand ligt nu dit een gebied is met een groene, parkachtige omgeving en nabij een openbaarvervoersknooppunt (station Vlaardingen-Oost) is gelegen.

8.2. Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere hebben niet aannemelijk gemaakt dat binnen de planperiode van 10 jaar geen behoefte bestaat aan woningen in het plangebied. Voorts maakt het plan woningen niet bij recht mogelijk, maar kan het plan op zodanige wijze worden uitgewerkt dat die mogelijkheid wordt geboden. Ook is het mogelijk dat een uitwerkingsplan wordt vastgesteld dat die mogelijkheid niet biedt. Gelet op het voorgaande geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet hoefde te worden getwijfeld aan de economische uitvoerbaarheid van het plandeel met de bestemming "Gemengd - uit te werken". Dat de raad zijn standpunt over de uitvoerbaarheid van dit plandeel in beroep nader inzichtelijk heeft gemaakt met stukken die eerder niet met het plan vergezeld gingen, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit reeds om die reden is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb. De beroepsgrond slaagt niet.

Verkeer

9. Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere betogen dat de in het plan voorziene verkeerslus geen toereikende oplossing vormt voor de verkeersproblematiek ter plaatse van de Schiedamsedijk/mr. L.A. Kesperweg, in het bijzonder bij de enige ontsluitingsweg van het bedrijventerrein Benelux Work Park de Schiedamsedijk-Zuid, via de Schiedamsedijk-West en de mr. L.A. Kesperweg. Volgens hen zijn er betere oplossingen voorhanden.

Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere betogen voorts dat met het oog op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan, in de planregels had moeten worden voorzien in een voorwaardelijke verplichting ter zake van de aanleg en instandhouding van de voorziene verkeerslus.

9.1. De raad stelt dat het aan de zuidzijde van het plangebied gelegen kruispunt Schiedamsedijk en mr. L.A. Kesperweg het verkeer in 2015 niet meer zal kunnen verwerken. Volgens de raad betreft het een autonome situatie die zich ongeacht de ontwikkeling van het plangebied voor zal doen. Gelet op de extra verkeersdruk die het plan meebrengt is gekozen voor een aanpassing van de infrastructuur die de uitvoering van het plan mogelijk maakt en daarnaast een oplossing biedt voor de bestaande verkeersdruk en de autonome toename daarvan, aldus de raad. De oplossing voor het plangebied, bestaande uit de verkeerslus, maakt volgens de raad deel uit van de totaaloplossing voor de verkeersproblematiek van het knooppunt Vlaardingen-A4-Schiedam. Tevens wordt in aanpassingen voor de bestaande infrastructuur voorzien, waarbij het gaat om aanpassing van de in het plangebied aanwezige kruisingen en het realiseren van extra rijstroken, zo stelt de raad. De realisatie van de verkeerslus en de aanpassingen worden in het plan mogelijk gemaakt, aldus de raad. De raad betoogt voorts dat voldoende zeker is dat de verkeerslus zal worden gerealiseerd.

9.2. De gronden waarop de verkeerslus is voorzien, zijn bestemd als "Verkeer".

Ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels, zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor:

a. wegen met ten hoogste 8 rijstroken,

b. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen,

c. fiets- en voetpaden, en

d. bermen en andere groenvoorzieningen.

Ingevolge lid 5.2.1 mogen op de gronden als bedoeld in lid 5.1 uitsluitend worden gebouwd:

a. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals abri's, en

b. andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en regelinstallaties, parkeersystemen en straatmeubilair.

Ingevolge lid 5.2.2 gelden voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 5.2.1 de volgende bepalingen:

a. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;

b. de bouwhoogte van licht- en andere masten, (beeldende) kunstwerken, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 15 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 5 m.

9.3. Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere hebben niet betwist dat de verkeerslus de extra verkeersdruk die de ontwikkeling van het plangebied meebrengt voor de omgeving voldoende op zal kunnen vangen. Evenmin hebben zij betwist dat de verkeerslus bijdraagt aan het oplossen van de totale verkeersproblematiek van het knooppunt Vlaardingen-A4-Schiedam. Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere hebben voorts geen concreet alternatief aangedragen dat een betere oplossing vormt voor de verkeersproblematiek in de omgeving van het plangebied dan de voorgestane verkeerslus. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat hij niet vanwege het voorliggende plan heeft moeten voorzien in een totaaloplossing voor de verkeersproblematiek in de omgeving. De raad heeft in redelijkheid tot uitgangspunt kunnen nemen dat in ieder geval wordt voorzien in een adequate oplossing voor de verkeersaantrekkende werking die uitgaat van het plan. Nu niet wordt betwist dat aan dit uitgangspunt wordt voldaan met de voorziene verkeerslus en bovendien niet is gewezen op concrete andere mogelijkheden geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor de thans voorgestane wijze van ontsluiting van het plangebied.

9.4. Voor zover Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere betogen dat de aanleg van de verkeerslus ten onrechte niet in de planregels is verzekerd in de vorm van een voorwaardelijke verplichting, overweegt de Afdeling als volgt. Niet in geschil is dat de aanleg van de verkeerslus noodzakelijk is voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan en vanwege de bestaande verkeersproblematiek en de autonome ontwikkeling ervan. Volgens de raad is de tijdige aanleg van de verkeerslus voldoende verzekerd. Daartoe heeft de raad ter zitting verklaard dat de gemeente de enige opdrachtgever is voor de uitvoering van de aanleg van de verkeerslus. De raad heeft verder onbetwist gesteld dat de gemeente zich tegenover de ontwikkelaar contractueel heeft verplicht de verkeerslus te laten realiseren. Ter zitting heeft de raad voorts onweersproken gesteld dat er wat betreft de financiering van de aanleg van de verkeerslus geen belemmeringen zijn. Voorts maken de plandelen met de bestemming "Verkeer" de aanleg van de beoogde verkeerslus mogelijk en heeft de raad erop gewezen dat maatregelen om de verkeerssituatie te verbeteren juist door dit plan mogelijk worden gemaakt. Praktisch gezien is, gelet op de bouw- en gebruiksbepalingen voor gronden met de bestemming "Verkeer", ter plaatse van deze gronden redelijkerwijs geen andere invulling mogelijk dan de verkeerslus en bijbehorende voorzieningen. De Afdeling acht voorts van belang dat de verkeerslus blijkens de stukken nodig is voor de afwikkeling van het verkeer binnen het plangebied en niet alleen voor het opvangen van extra verkeersdruk vanwege het plan op de omgeving van het plangebied. De Afdeling ziet, gelet op het voorgaande, geen aanleiding om eraan te twijfelen dat de verkeerslus zal worden gerealiseerd. Derhalve heeft de raad in redelijkheid in dit geval geen aanleiding hoeven zien om de aanleg van de verkeerslus door middel van een voorwaardelijke verplichting in het plan op te nemen. Het betoog faalt.

Artikel 6 van de planregels

10. Voor zover het beroep is gericht tegen de vaststelling van artikel 6, leden 6.1, onder a, 6.3.1, 6.3.2 en 6.4 van de planregels, overweegt de Afdeling als volgt.

10.1. Bij besluit van 29 januari 2013 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland ingevolge artikel 3.8, zesde lid, van de Wro een reactieve aanwijzing gegeven. Het aanwijzingsbesluit strekt er onder meer toe dat de hiervoor genoemde bepalingen geen deel blijven uitmaken van het vastgestelde plan. Op 13 februari 2013 is het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan bekend gemaakt en ter inzage gelegd, behoudens de door de aanwijzing getroffen planregels, waaronder artikel 6, lid 6.1, onder a, lid 6.3.1, lid 6.3.2 en lid 6.4.

10.2. Bij uitspraak van heden, in zaak nr. 201208707/1/R4, zijn de beroepen tegen het aanwijzingsbesluit van 29 januari 2013 ongegrond verklaard, zodat dit besluit in stand blijft en artikel 6, leden 6.1, onder a, 6.3.1, 6.3.2 en 6.4 van de planregels niet bekendgemaakt zullen worden. Het beroep is daarom in zoverre niet-ontvankelijk.

Conclusie

11. Gelet op het voorgaande is het beroep van Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere, voor zover gericht tegen het wijzigingsbesluit en voor zover ontvankelijk, ongegrond.

Het beroep van Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere voor zover gericht tegen het besluit van 24 mei 2012

12. Het beroep van Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere is tevens gericht tegen het plan dat is vastgesteld bij besluit van 24 mei 2012. Dit plan is in zijn geheel, maar in gewijzigde vorm, opnieuw vastgesteld bij het wijzigingsbesluit van 20 december 2012. Nu blijkens het overwogene onder 11. het beroep tegen het wijzigingsbesluit, voor zover ontvankelijk, ongegrond wordt verklaard, wordt het wijzigingsbesluit met de bekendmaking van deze uitspraak onherroepelijk. Hieruit volgt dat het besluit van 24 mei 2012 geen betekenis meer heeft. Onder deze omstandigheden en nu niet is gebleken van enig belang bij een beoordeling van dit deel van het beroep ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere in zoverre geen procesbelang meer hebben.

In verband hiermee dient het beroep van Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere, voor zover gericht tegen het besluit van 24 mei 2012, niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Proceskosten

13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van de vereniging Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere niet-ontvankelijk voor zover:

a. gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Vlaardingen van 24 mei 2012;

b. gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Vlaardingen van 20 december 2012 voor zover het betreft de vaststelling van artikel 6, leden 6.1, onder a, 6.3.1, 6.3.2 en 6.4 van de planregels;

II. verklaart het beroep van de vereniging Ondernemersvereniging IKV/Benelux Work Park en andere voor het overige ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Van Steenbergen
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2013

528-685.