Uitspraak 201204241/1/R4 en 201204428/1/R4


Volledige tekst

201204241/1/R4 en 201204428/1/R4
Datum uitspraak: 13 maart 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

De stichting Stichting Natuurbehoud De Steupel, [appellant A] en [appellant B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Reeuwijk,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "De Steupel" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de Stichting, [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad en de Stichting, [appellant A] en [appellant B] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 december 2012, waar de Stichting, [appellant A] en [appellant B], vertegenwoordigd door mr. E.E. Schaake en mr. G.C.W. van der Feltz, advocaten te Den Haag, [voorzitter], en [secretaris], [appellant A] en [appellant B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. T.L. van Deursen en drs. E. van Dijk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, vertegenwoordigd door M. Molenwijk, werkzaam bij de provincie.

Overwegingen

Algemeen

1. Het plan vormt de juridisch-planologische basis voor het realiseren van 10 woningen ten noordoosten van de kern Reeuwijk-Brug, gesitueerd tussen de camping "Reeuwijkse Hout" en de Reeuwijkse Plassen.

2. Om vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming met de Verordening Ruimte Zuid-Holland (hierna: Verordening) mogelijk te maken heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland bij besluit van 29 november 2011 krachtens artikel 15, eerste lid, van de Verordening ontheffing verleend.

Ontvankelijkheid

3. De raad betoogt dat het beroep, voor zover ingesteld door de Stichting, niet-ontvankelijk moet worden verklaard, aangezien zij geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. De raad voert daartoe aan dat niet is gebleken dat de Stichting feitelijke handelingen verricht om haar statutaire doel te verwezenlijken.

3.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dit luidde ten tijde van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

3.2. Naast het doel van de Stichting is, om te kunnen bepalen of haar belang rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit, van belang of de zij feitelijke werkzaamheden verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling.

3.3. Ingevolge artikel 2 van de statuten van de Stichting, voor zover hier van belang, heeft zij ten doel het behouden en bevorderen van de grote natuurwaarde van het gebied tussen De Steupel en de plas Sloene te Reeuwijk, alsmede het bewaren en versterken van het landelijke karakter van dit gebied.

3.4. De Stichting heeft in haar schrijven van 14 november 2012 naar voren gebracht dat zij een eigen pagina heeft op de website van het Platform voor Reeuwijk-Bodegraven, zij vergaderingen houdt, meerdere malen heeft ingesproken en de belangen van bewoners behartigt. Ter zitting heeft de Stichting daaraan toegevoegd dat zij bijeenkomsten voor bewoners organiseert, een advertentie heeft geplaatst en dat zij de belangen van omwonenden behartigt. Zij heeft erop gewezen dat de leden van de Stichting in het plangebied wonen en dat die omwonenden de aan de orde zijnde procedure financieren. De Stichting heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat de bedoelde advertentie verband hield met het voornemen woningen in het plangebied te realiseren en dat nieuwsbrieven zijn uitgegeven die informatie over het voorliggende bestemmingsplan bevatten.

3.5. De Stichting is opgericht op 12 januari 2010. Uit de door de Stichting gegeven informatie en het verhandelde ter zitting volgt dat de door de Stichting beschreven werkzaamheden verband houden met de aan de orde zijnde bestemmingsplanprocedure. Het louter in rechte opkomen tegen besluiten, zoals een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, alsmede het verrichten van handelingen ter voorbereiding van het in rechte opkomen tegen besluiten, kan in de regel niet worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Van andere werkzaamheden van de Stichting is niet gebleken. De door de Stichting in dit verband genoemde webpagina is niet aangetroffen.

Verder kan uit de doelstelling van de Stichting niet worden afgeleid dat zij opkomt voor de belangen van omwonenden van het plangebied.

3.6. De conclusie is dat de Stichting niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.

Ontheffing

4. [appellant A] en [appellant B] hebben hun betoog dat tegen de ontheffing zelfstandig rechtsmiddelen kunnen worden aangewend en dat het college van gedeputeerde staten het door hen tegen de ontheffing ingediende bezwaar daarom ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard ter zitting ingetrokken.

5. [appellant A] en [appellant B] betogen dat zij door het college van gedeputeerde staten dan wel de raad ten onrechte niet in de gelegenheid zijn gesteld bezwaren in verband met de ontheffing naar voren te brengen.

5.1. Gelet op de samenhang tussen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en het besluit tot het verlenen van de ontheffing, en in de Verordening dan wel anderszins niet is voorzien in een afzonderlijke procedure, dient vanuit een oogpunt van zorgvuldige besluitvorming voor belanghebbenden in ieder geval bij de raad gelegenheid te bestaan bedenkingen naar voren te brengen in verband met het gebruik maken door de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan van het besluit tot het verlenen van de ontheffing. Zonder het besluit tot het verlenen van de ontheffing kan de raad het bestemmingsplan immers niet vaststellen.

5.2. Het college van gedeputeerde staten heeft, om vaststelling van het bestemmingsplan mogelijk te maken, ontheffing verleend na de termijn waarin het ontwerpbestemmingsplan ter inzage lag. Het was voor de belanghebbenden niet mogelijk in hun zienswijze naar voren te brengen waarom de voor de vaststelling van het bestemmingsplan benodigde ontheffing niet zou kunnen worden verleend. De Afdeling is daarom - in zoverre in afwijking van haar uitspraak van 6 juni 2012 in zaak nr. 201110671/1/R1 - van oordeel dat de raad de belanghebbenden de gelegenheid had moeten geven om bedenkingen kenbaar te maken tegen het gebruik maken door de raad bij de vaststelling van dat bestemmingsplan van de ontheffing. Nu de raad dit heeft nagelaten, is het bestreden besluit genomen in strijd met de bij het voorbereiden van het besluit te betrachten zorgvuldigheid.

Het betoog van [appellant A] en [appellant B] slaagt.

Overige beroepsgronden

6. Nu de raad eerst belanghebbenden in de gelegenheid dient te stellen om bedenkingen kenbaar te maken tegen het gebruik maken door de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan van het besluit van het college van gedeputeerde staten tot het verlenen van de ontheffing en op basis daarvan zijn standpunt nader dient te bepalen, wordt aan een bespreking van de overige beroepsgronden niet toegekomen.

Conclusie

7. Het beroep, voor zover ingesteld door de Stichting, is niet-ontvankelijk.

Het beroep, voor zover ingesteld door [appellant A] en [appellant B], is gegrond. Het besluit van 1 februari 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.

Proceskosten

8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover ingesteld door de stichting Stichting Natuurbehoud De Steupel;

II. verklaart het beroep gegrond, voor zover ingesteld door [appellant A] en [appellant B];

III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bodegraven Reeuwijk van 1 februari 2012;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Bodegraven Reeuwijk tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 959,12 (zegge: negenhonderdnegenenvijftig euro en twaalf cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

V. gelast dat de raad van de gemeente Bodegraven Reeuwijk aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 612,00 (zegge: zeshonderdtwaalf euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van staat.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Duursma
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2013

378.