Epidemieafdeling Kieswet.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 14 december 2022, no.2022002761, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met het stellen van regels ten behoeve van het houden van een verkiezing ten tijde van een epidemie (Epidemieafdeling Kieswet), met memorie van toelichting.

Met het wetsvoorstel krijgt de Kieswet een aparte ‘epidemieafdeling’, met maatregelen die gelden voor het verkiezingsproces op het moment dat één of meer maatregelen uit artikel 58f-i van de Wet publieke gezondheid (Wpg) gelden. (zie noot 1) Dit gebeurt als sprake is van (een directe dreiging van) een epidemie van een in de Wpg aangewezen infectieziekte.

De Afdeling advisering van de Raad van State merkt op dat de maatregelen in de epidemie-afdeling automatisch gelden zodra een of meer maatregelen uit de Wpg van kracht worden. Omdat het hier gaat om bepalingen die raken aan de uitoefening van het kiesrecht acht zij dat automatisme niet noodzakelijk en proportioneel. Zij adviseert daarom de maatregelen in de epidemie-afdeling in werking te stellen door middel van een zelfstandig besluit.

Verder wijst de Afdeling erop dat het wetsvoorstel geen mogelijkheid biedt tot differentiatie tussen de daarin opgenomen maatregelen. Daardoor is het niet mogelijk om, afhankelijk van de omstandigheden, bepaalde maatregelen wel of niet in werking te stellen. Zij adviseert met het oog op de noodzaak en proportionaliteit een zodanige differentiatiemogelijkheid in het wetsvoorstel op te nemen.

Een belangrijke les uit de eerste fase van de coronapandemie is dat kwetsbare ouderen onvoldoende beschermd werden. Met het oog daarop adviseert de Afdeling om meer maatregelen in het wetsvoorstel op te nemen. Daarbij kan in het bijzonder gedacht worden aan de mogelijkheid van briefstemmen en de mogelijkheid om de toegang tot bepaalde stemlocaties - in het bijzonder verzorgingshuizen - te beperken tot de bewoners en bezoekers van de betreffende instelling. Ook adviseert de Afdeling aandacht te besteden aan andere situaties die bij een toekomstige epidemie bepaalde groepen (ook anderen dan ouderen) in een kwetsbare positie kunnen brengen.

Daarnaast adviseert de Afdeling om de maatregel van vervroegd stemmen in de epidemieafdeling op te nemen. Tot slot maakt de Afdeling specifieke opmerkingen over de mogelijkheid om ook op de dag van de verkiezingen de locatie van een stemlokaal te wijzigen, de wijze van identificatie van kiezers en de aanwijzingen van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) aan gemeenten over het afleggen van ondersteuningsverklaringen voor nieuwe politieke partijen.

In verband met deze opmerkingen is aanpassing nodig van het voorstel en de toelichting.

1. Achtergrond en inhoud wetsvoorstel

a. Van tijdelijke naar permanente regeling
Ten tijde van de coronapandemie voorzag de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 (Twv) in aanpassingen van de reguliere gang van zaken in het verkiezingsproces. De Twv had tot doel te waarborgen dat na de uitbraak van het coronavirus kiezers veilig zouden kunnen stemmen. De tijdelijke wet regelde onder meer dat de stemlokalen worden aangepast aan de 1,5 meter-regel, en dat er diverse hygiënemaatregelen gelden in de lokalen. Ook was het mogelijk om stembureaus in te stellen in zorginstellingen die alleen toegankelijk zijn voor de bewoners of bezoekers van die instellingen.

Na de inwerkingtreding van de Twv in november 2020 (zie noot 2) is de wet twee keer gewijzigd. De eerste keer vond een wijziging plaats ten behoeve van de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. (zie noot 3) Met die wijziging werd onder andere de mogelijkheid tot briefstemmen en tot vervroegd stemmen geïntroduceerd. Een tweede wijziging, die plaatsvond in een latere fase van de pandemie, verminderde het aantal maatregelen. (zie noot 4) Zo is het aantal toegestane volmachten teruggebracht van drie naar twee en verviel de mogelijkheid van het briefstemmen. Nadat de wet twee keer was verlengd, verviel deze op 1 juli 2022. (zie noot 5)

b. Inhoud van het wetsvoorstel
Het wetsvoorstel voorziet in een permanente regeling in de Kieswet voor het geval zich een epidemie voordoet. De volledige epidemieafdeling wordt volgens het wetsvoorstel van kracht op het moment dat één of meer maatregelen uit artikel 58f-i Wet publieke gezondheid (Wpg) gelden. Dit gebeurt als sprake is van (een directe dreiging van) een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A1. Op het moment dat de epidemieafdeling van kracht wordt, blijft deze van kracht totdat de verkiezingen zijn afgerond.

De maatregelen in dit wetsvoorstel zijn grotendeels overgenomen uit de Twv. Daarbij is onderscheid te maken in maatregelen die gelden (1) in aanloop naar de verkiezingen, (2) voor de gang van zaken tijdens stemming en stemopneming en (3) voor de zittingen van het centraal stembureau, het briefstembureau en de hoofdstembureaus.

In aanloop naar de verkiezingen wordt de termijn voor het afleggen van ondersteuningsverklaringen verlengd van twee naar vier weken en wordt voorzien in plaatsvervangende leden van de Kiesraad. (zie noot 6) Ook kunnen ten behoeve van kiezers die in het buitenland wonen bij amvb aanvullende regels worden gesteld over de identiteitsdocumenten die zij mogen gebruiken. (zie noot 7) Burgemeester en wethouders kunnen tot op de dag van de stemming een andere locatie als stembureau aanwijzen. (zie noot 8)

Bij de stemming krijgen stembureauleden volgens het wetsvoorstel de bevoegdheid aanwijzingen te geven aangaande hygiëneregels, persoonlijke beschermingsmiddelen en de veilige afstand. De voorzitter is bevoegd iemand die deze aanwijzingen niet opvolgt de toegang tot het stemlokaal te ontzeggen. (zie noot 9) Het identiteitsdocument kan door de kiezer ‘getoond’, in plaats van ‘overhandigd’ worden. (zie noot 10) Burgemeester en wethouders kunnen een afzonderlijke locatie voor het tellen van de stemmen aanwijzen. (zie noot 11) Tot slot bevat het wetsvoorstel mogelijkheden om zittingen van het centraal stembureau en het briefstembureau digitaal bij te wonen en digitaal bezwaren in te dienen. (zie noot 12) Leden van het hoofdstembureau kunnen ook digitaal deelnemen aan de zittingen. (zie noot 13)

2. Constitutionele uitgangspunten

Het kiesrecht is in de democratische rechtsstaat van fundamentele betekenis. Dit komt tot uitdrukking in diverse grondwetsbepalingen (zie noot 14) en internationale verdragsbepalingen. Om het kiesrecht ook in de praktijk goed te laten functioneren, zijn verschillende uitgangspunten van belang. Zij dienen bij de beoordeling van wijzigingen van de Kieswet steeds in de overwegingen te worden betrokken.

Allereerst is de stabiliteit van het kiesproces van groot belang zodat dat proces voorspelbaar is en daarmee kenbaar voor kiezers. Dat vereist heldere en inzichtelijke wetgeving en een kwalitatief goede uitvoering. Daarnaast is het van belang dat verkiezingen toegankelijk zijn voor alle kiezers, zowel in juridische zin, op grond van wettelijke regelingen, als in meer praktische zin. Verder is de betrouwbaarheid en controleerbaarheid van de uitslag van grote betekenis en zijn met het oog daarop maatregelen nodig die de kans op fraude beperken.

Tegelijk is ook van belang dat het grondwettelijke stemgeheim wordt gerespecteerd. (zie noot 15) Zoals de Afdeling in eerdere adviezen heeft uiteengezet, bestaan er spanningsvelden tussen de diverse uitgangspunten, bijvoorbeeld tussen de controleerbaarheid en het stemgeheim. Het is dan ook van belang om bij wetswijzigingen op zorgvuldige wijze een balans te treffen tussen de belangen die met deze uitgangspunten zijn gemoeid. (zie noot 16)

Bij de beoordeling van het onderhavige wetsvoorstel is in het bijzonder van belang dat de toegankelijkheid van verkiezingen ook tijdens een epidemie zo veel mogelijk wordt gewaarborgd, met zo min mogelijk afwijkingen of verstoringen van het reguliere proces. Alleen voor zover dat met het oog op de bestrijding van een epidemie noodzakelijk is, kunnen bepaalde maatregelen gerechtvaardigd zijn die de toegankelijkheid van verkiezingen beperken of anders vormgeven dan in de reguliere situatie.

Tegen de achtergrond van het voorgaande onderschrijft de Afdeling het voorstel om met het oog op toekomstige epidemieën (en vooruitlopend op een algehele herziening van het staatsnood- en crisisrecht (zie noot 17)) een wettelijke voorziening te treffen waarin onder bepaalde voorwaarden afwijkende regels in werking kunnen worden gesteld. Het is van belang om in geval van een epidemie goed voorbereid te zijn zodat niet hoeft te worden teruggegrepen op tijdelijke wetgeving die in een noodsituatie inderhaast tot stand moet komen.

Mede in het licht van de hiervoor genoemde uitgangspunten maakt de Afdeling de volgende opmerkingen.

3. Inwerkingstelling en differentiatie

a. Automatische inwerkingstelling
De regels ten behoeve van het houden van verkiezingen ten tijde van een epidemie worden van kracht zodra één of meer maatregelen op grond van de artikelen 58f tot en met 58i van de Wpg van kracht worden. Op grond van de genoemde artikelen van de Wpg kunnen voorschriften worden vastgesteld voor een veilige afstand, hygiënemaatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, de openstelling van publieke plaatsen en de toegang tot evenementen. Deze (afzonderlijke) maatregelen kunnen naar behoefte in werking worden gesteld, waarbij op grond van de wet onderscheid kan worden gemaakt tussen en binnen gemeenten en tussen (categorieën) personen op wie maatregelen van toepassing zijn. (zie noot 18)

De Afdeling merkt op dat de koppeling met de Wpg inhoudt dat er geen zelfstandige afweging wordt gemaakt of inwerkingstelling van de voorgestelde epidemie-afdeling noodzakelijk is. Dit betekent dat met de inwerkingstelling van een enkele maatregel uit de Wpg automatisch ook de gehele epidemieafdeling uit de Kieswet in werking wordt gesteld. (zie noot 19) Omdat het gaat het om bepalingen die raken aan de uitoefening van het kiesrecht is dat automatisme niet noodzakelijk en proportioneel. Inwerkingstelling van de voorgestelde epidemieafdeling van de Kieswet moet daarom plaatsvinden door middel van een zelfstandig besluit.

De Afdeling adviseert het wetsvoorstel in deze zin aan te passen.

b. Differentiatie binnen epidemieafdeling Kieswet
Omdat het wetsvoorstel niet voorziet in een zelfstandig besluit tot inwerkingstelling van de voorgestelde epidemieafdeling, is er ook geen mogelijkheid om te differentiëren tussen de daarin opgenomen maatregelen. Weliswaar bestaat er bij bepaalde inwerking gestelde regels ruimte om deze op lokaal niveau verschillend toe te passen, (zie noot 20) maar bij de inwerkingstelling van de epidemieafdeling zélf bestaat er geen differentiatiemogelijkheid. Dit betekent dat er geen bevoegdheid is om, afhankelijk van de omstandigheden, te besluiten bepaalde maatregelen uit de voorgestelde afdeling in werking te stellen en andere maatregelen niet.

De Afdeling merkt op dat een dergelijke differentiatiemogelijkheid, die ook is opgenomen in het voorstel van Wet pandemische paraatheid, (zie noot 21) met het oog op de noodzaak en proportionaliteit geboden is. Dit geldt te meer omdat de betreffende maatregelen mogelijke beperkingen van het kiesrecht bevatten. Niet uit te sluiten valt dat in de gegeven omstandigheden bepaalde maatregelen met het oog op de volksgezondheid noodzakelijk zijn en andere maatregelen achterwege kunnen blijven (zie ook hierna punt 4).

De Afdeling adviseert het wetsvoorstel met inachtneming van het voorgaande aan te passen.

4. Bescherming kwetsbare groepen

a. Inleiding
Voor verkiezingen in tijden van een epidemie is het in het bijzonder van belang dat kwetsbare groepen zich beschermd weten op het moment dat zij hun stemrecht uitoefenen. Het kan dan noodzakelijk zijn bepaalde beschermingsmaatregelen in te voeren, afhankelijk van de omstandigheden. Dit is een belangrijke les uit de eerste fase van de coronapandemie, toen kwetsbare ouderen met name in verpleeg- en verzorgingshuizen onvoldoende bescherming genoten, met veel zieken en overlijdens tot gevolg (punt b). (zie noot 22) Ook in meer algemene zin moet de overheid met het oog op de bescherming van kwetsbare groepen (mogelijk ook anderen dan ouderen) zo goed mogelijk voorbereid zijn op andere scenario’s dan die zich in het recente verleden hebben voltrokken (punt c).

b. Kwetsbare ouderen
Onder de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 waren, althans in de eerste fase van de pandemie, voor ouderen specifieke maatregelen opgenomen die hen enerzijds moesten beschermen tegen het virus en anderzijds in staat moesten stellen om het kiesrecht uit te oefenen. Zo konden mensen van zeventig jaar en ouder per brief stemmen zodat zij zich niet onder de mensen behoefden te begeven om te stemmen. Verder kon voor bepaalde stemlocaties - in het bijzonder verzorgingshuizen - de toegang beperkt worden tot de bewoners en bezoekers van de betreffende instelling.

De Afdeling merkt op dat deze maatregelen niet in het wetsvoorstel zijn opgenomen. De regering motiveert dit met de constatering van het RIVM dat personen van zeventig jaar en ouder inmiddels niet meer specifieke gezondheidsrisico’s lopen door de hoge vaccinatiegraad in deze leeftijdsgroep. (zie noot 23) De Afdeling acht deze motivering niet toereikend. Niet op voorhand is uit te sluiten dat door mutaties of door een nieuw virus ouderen niet of niet voldoende immuun zijn en daardoor opnieuw zijn aan te merken als kwetsbare groep die extra bescherming verdient. Het wetsvoorstel, dat bedoeld is om een permanente voorziening te treffen met het oog op toekomstige epidemieën, dient met dergelijke scenario’s rekening te houden.

Gelet op het voorgaande is het van belang dat ter bescherming van kwetsbare ouderen de hiervoor genoemde maatregelen (briefstemmen en stemlokalen met beperkte toegang) in de wettelijke ‘gereedschapskist‘ zitten zodat, mocht de situatie daar onverhoopt toe nopen, deze in werking kunnen worden gesteld. De Afdeling merkt daarbij op dat hier een samenhang bestaat met de voorgaande opmerking over gedifferentieerde inwerkingstelling (zie punt 3); de mogelijkheid om te differentiëren en slechts de op dat moment noodzakelijke maatregelen in werking te stellen (en niet de volledige epidemieafdeling) is ook in het licht van het voorgaande relevant.

De Afdeling adviseert gelet op het voorgaande het wetsvoorstel aan te vullen.

c. Anticiperen op nieuwe scenario’s
De voorgestelde epidemieafdeling is begrijpelijkerwijs opgesteld vanuit de ervaring met de aanpak van het coronavirus. Tegelijkertijd moet de wetgever, zoals hiervoor al opgemerkt, ook meer algemeen voorbereid zijn op scenario’s met virussen die zich op een andere manier manifesteren en met een andere maatschappelijke impact. (zie noot 24) Zo kunnen in de toekomst ook andere virussen opkomen waarvoor geen of niet aanstonds voldoende immuniteit bestaat. Ook kan de bestrijding van een nieuw virus vanwege zijn specifieke aard nieuwe maatregelen vergen.

In dat licht bezien is niet op voorhand uit te sluiten dat bepaalde delen van de bevolking, bijvoorbeeld bepaalde beroepsgroepen in de veehouderij, in bepaalde situaties extra risico lopen. Vanwege die kwetsbaarheid kan het in bepaalde situaties nodig zijn dat voor hen extra maatregelen kunnen worden getroffen om ook voor hen de verkiezingen toegankelijk te houden. De toelichting gaat nog niet in op deze mogelijkheid en op welke gevolgen dit zou kunnen hebben voor het wetsvoorstel.

De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen.

5. Vervroegd stemmen

De Twv kende de mogelijkheid voor kiezers om ook een of twee dagen voor de verkiezingsdag een stem uit te brengen. De gedachte hierachter is dat kiezers verspreid over meer dagen stemmen en dat zo drukte wordt vermeden. Zeker als voldoende afstand houden belangrijk is vanuit het oogpunt van volksgezondheid, kan dit een nuttige maatregel zijn. De regering heeft ervoor gekozen om vervroegd stemmen niet in dit wetsvoorstel op te nemen omdat een initiatiefwetsvoorstel aanhangig is gemaakt om vervroegd stemmen permanent in te voeren, ook als er geen sprake is van een epidemie. (zie noot 25) De regering is nog in afwachting van het verdere verloop van deze procedure.

De Afdeling heeft er begrip voor dat de regering ruimte laat aan de Tweede Kamer voor de indiening en behandeling van initiatiefwetsvoorstellen. Het enkele feit dat een dergelijk initiatiefvoorstel op het punt van vervroegd stemmen is ingediend is op zichzelf echter nog geen reden ervan af te zien in onderhavig wetsvoorstel. Dit hangt ook samen met het verschil in werking: opname in de epidemie-afdeling zou betekenen dat alleen in geval van een epidemie vervroegd stemmen mogelijk zou zijn; het initiatiefwetsvoorstel gaat verder en voorziet in een regeling die ook geldt in normale situaties.

Op dit moment is nog onduidelijk of het initiatiefwetvoorstel zal worden aangenomen. Gelet daarop is het van belang om de mogelijkheid van vervroegd stemmen ook in de epidemie-afdeling van dit wetsvoorstel op te nemen. Het onderhavige wetsvoorstel kan worden aangevuld met een samenloopbepaling zodat in het geval het initiatiefvoorstel kracht van wet krijgt, dit onderdeel van het wetsvoorstel vervalt.

De Afdeling adviseert het wetsvoorstel in de hiervoor genoemde zin aan te passen.

6. Wijzigen locatie stemlokaal

De Twv voorzag in de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om tot een dag vóór de verkiezingen een andere locatie voor de stemming aan te wijzen. (zie noot 26) In het wetsvoorstel kan deze andere locatie ook op de dag van de verkiezingen zélf worden aangewezen. (zie noot 27) Uit de toelichting komt niet naar voren dat ten tijde van de coronapandemie problemen zijn ontstaan doordat een locatiewijziging niet meer op de verkiezingsdag zelf kon plaatsvinden.

De Afdeling merkt op dat een locatiewijziging op de dag van de verkiezingen kan zorgen voor verwarring onder kiezers. De effectieve toegang tot het stemproces kan hierdoor in het gedrang komen. Nu niet is gebleken dat de bepaling uit de Twv tot uitvoeringsproblemen heeft geleid is de vraag of deze verruimde mogelijkheid tot verplaatsing noodzakelijk is.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen.

7. Bewijs van Nederlanderschap

Ten tijde van een epidemie kan het voor Nederlanders in het buitenland moeilijker zijn om identiteitsbewijzen aan te vragen en te verkrijgen. Om te voorkomen dat zij om die reden hun stemrecht niet kunnen uitoefenen, regelt het wetsvoorstel dat enkele aanvullende identiteitsdocumenten worden geaccepteerd. Het wetsvoorstel voorziet in een grondslag om in het Kiesbesluit de documenten vast te stellen die Nederlanders in het buitenland tijdens een epidemie mogen gebruiken voor identificatie. (zie noot 28) De toelichting noemt onder andere een noodpaspoort of een laissez-passer. (zie noot 29)

In de Twv waren deze documenten geregeld op wetsniveau. (zie noot 30) De regering heeft daar nu niet voor gekozen maar heeft aangesloten bij de ‘systematiek, waarbij de te gebruiken identiteitsdocumenten worden aangewezen in het Kiesbesluit’. (zie noot 31) Die motivering is nog niet toereikend, omdat het wetsvoorstel betrekking heeft op bijzondere omstandigheden en de toelichting geen inhoudelijke redenen bevat waarom, zoals in de Twv het geval was, regeling op wetsniveau op bezwaren zou stuiten.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.

8. Aanwijzingen betreffende ondersteuningsverklaringen

Op grond van de wet moeten nieuwe partijen op de dag van kandidaatstelling voldoende ondersteuningsverklaringen inleveren om mee te mogen doen aan de verkiezingen. Dit geldt als zij voor het eerst deelnemen of bij de vorige verkiezingen geen zetel hebben behaald. Als de voorgestelde epidemieafdeling in werking is gesteld, wordt volgens het wetsvoorstel de termijn voor het afleggen van deze ondersteuningsverklaringen verlengd van twee naar vier weken. (zie noot 32) Dit hangt samen met de omstandigheid dat ten tijde van een epidemie beperkende maatregelen kunnen gelden zoals beperkte openingstijden van het gemeentehuis. Door de termijn te verlengen wordt deze beperking gecompenseerd. De toelichting vermeldt met het oog daarop dat vooral in kleinere gemeenten nauwelijks ondersteuningsverklaringen worden afgelegd, waardoor het niet nodig is om te zorgen dat er vier weken lang continu deskundig personeel aanwezig is op het gemeentehuis. (zie noot 33)

De toelichting vermeldt dat de minister van BZK per circulaire gemeenten, al dan niet dringend, kan adviseren over de inrichting van dit proces. Daarbij kan het blijkens de toelichting bijvoorbeeld gaan om een verzoek aan gemeenten om in de eerste twee weken alleen op afspraak te werken en om in de laatste twee weken het afleggen van ondersteuningsverklaringen ook zonder afspraak mogelijk te laten zijn. Door gedurende een langere periode ondersteuningsverklaringen af te kunnen leggen, en tegelijk enkel in het laatste deel daarvan dit zonder afspraak te kunnen doen, kan er tijdens een epidemische situatie een balans worden gevonden tussen enerzijds het belang van politieke partijen en anderzijds de uitvoerbaarheid voor de gemeentelijke organisatie, aldus de toelichting. De minister kan om dat doel te bereiken echter geen bindende instructies geven omdat daartoe een wettelijke grondslag ontbreekt. (zie noot 34)

De Afdeling acht deze toelichting ontoereikend. Indien de aangegeven balans tussen enerzijds het belang van politieke partijen en anderzijds de uitvoerbaarheid voor de gemeentelijke organisatie zodanig van belang is dat ministeriële bemoeienis op zijn plaats is, is een wettelijke basis van een bevoegdheid daartoe geboden. De toelichting motiveert niet waarom daarvoor niet is gekozen.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State


Voetnoten

(1) Kamerstukken I 2022/23, 36194 A. Dit wetsontwerp tot wijziging van de Wpg ten behoeve van de ‘pandemische paraatheid’ is op 20 december 2022 aangenomen door de Tweede Kamer en lag op het moment van vaststelling van dit advies voor bij de Eerste Kamer.
(2) Besluit van 4 november 2020 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 en het Tijdelijke besluit verkiezingen covid-19, Stb. 2020, 428.
(3) Wet van 27 januari tot Wijziging van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 ten behoeve van de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer in 2021 (Tijdelijke wet Tweede Kamerverkiezing covid-19), Stb. 2021, 36.
(4) Wet van 29 september 2021 tot wijziging van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 in verband met afschaling van bijzondere maatregelen vanwege covid-19 bij verkiezingen, Stb. 2021, 456.
(5) Enig artikel van het Besluit van 3 december 2021, houdende verlenging van de geldingsduur van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19, Stb. 2021, 598.
(6) Artikelen Yb 2 en Yb 3.
(7) Artikel Yb 10.
(8) Artikel Yb 8.
(9) Artikel Yb 4.
(10) Artikel Yb 11.
(11) Artikel Yb 9.
(12) Artikel Yb 5.
(13) Artikel Yb 6.
(14) Artikel 4, en 53-59 van de Grondwet
(15) Artikel 53 tweede lid van de Grondwet.
(16) Advies van de Afdeling advisering bij de Wet inrichting verkiezingsproces, 13 april 2010, W04.10.0038/I.
(17) Ongevraagd advies 'van noodwet tot crisisrecht' van de Afdeling advisering, 15 december 201, W04.21.0291/I.
(18) Wpg, Artikel 58 e ‘Differentiatie, ontheffing en lokaal maatwerk’.
(19) Uit artikel Yb 1, eerste lid, alsmede de toelichting blijkt dat onderscheid enkel mogelijk is tussen Caribisch en Europees Nederland en tussen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en niet tussen gemeenten in Europees Nederland.
(20) Zie bijvoorbeeld Yb 8 en Yb 9.
(21) Wpg, Artikel 58 e ‘Differentiatie, ontheffing en lokaal maatwerk’.(22)Onderzoeksraad voor Veiligheid, Aanpak coronacrisis, Deel1, februari 2022, hoofdstuk 7 ‘Verpleeghuizen’.
(23) Toelichting, paragraaf 3.
(24) Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW), 2021, ‘Navigeren en anticiperen in onzekere tijden’.
(25) Kamerstukken II 2021/22, 36047, nr. 2. Initiatiefwetsvoorstel-Sneller/Kathmann.
(26) Artikel 5 Twv.
(27) Artikel Yb 8.
(28) Artikel Yb 10.
(29) Toelichting, paragraaf 2.5 ‘Bewijs van Nederlanderschap’.
(30) Artikel 16a van de Twv.
(31) Toelichting, paragraaf 2.5 ‘Bewijs van Nederlanderschap’.
(32) Artikel Yb 2.
(33) Toelichting, paragraaf 2.2 ‘Termijn voor het afleggen van ondersteuningsverklaringen’.
(34) Toelichting, paragraaf 2.2 en 6 ‘Consultatie’.